2.
Rij de machine naar voren en druk de
tuimelschakelaar voor de vierwielaandrijving
naar voren.
Opmerking:
Als de set op de juiste manier
is gemonteerd, kunt u de solenoïdes horen
schakelen. Als dat niet gebeurt, controleer
dan de aansluitingen van de kabelboom en de
locatie van de zekering.
3.
Maak een scherpe bocht terwijl de schakelaar
naar voren is gedrukt.
Opmerking:
Als de set op de juiste manier
is gemonteerd, kunt u de vierwielaandrijving
voelen. Als dat niet gebeurt, controleer dan de
aansluitingen van de kabelboom en de locatie
van de zekering.
Gebruiksaanwijzing
Tips voor bediening en
gebruik
De stroomverdelerset verdeelt de tractiestroom tussen
de voor- en de achterwielen. Op die manier moet
zowel een voor- als een achterwiel slippen voordat de
machine tractie verliest.
Houd de volgende informatie in het achterhoofd voor
een optimaal gebruik van een machine waarop een
stroomverdelerset gemonteerd is:
•
De stroomverdelerset mag uitsluitend worden
gebruikt in het lage toerentalbereik. Het systeem
laat gebruik in het hoge toerentalbereik niet toe.
•
Als zowel een voor- als een achterwiel gaan
slippen, kunnen de stuurremmen helpen. Trap het
rempedaal van het slippende voorwiel in om torsie
over te brengen naar het wiel dat nog tractie heeft.
Deze stroomverdelerset verdeelt de tractiestroom
gelijk tussen de voor- en de achterwielmotoren. Dit
betekent dat zowel een voor- als een achterwiel moet
slippen voordat de machine tractie verliest.
Opmerking:
Wanneer de stroomverdeler actief is,
is de prestatie van het tractiesysteem agressiever,
vooral terwijl de machine draait. Wees voorzichtig en
oefen het gebruik van de machine op een onopvallend
gebied om inzicht te krijgen in de tractieprestatie op
uw machine.
De 2 optionele installaties hebben lichtjes
verschillende operationele eigenschappen:
•
Optie met automatische stroomverdeler: De
stroomverdeler is ALTIJD actief wanneer de
machine vooruitrijdt. Er zijn geen electronica of
schakelaars bij betrokken.
•
Optie met manueel geactiveerde stroomverdeler:
Er is een schakelaar gemonteerd op het
bedieningspaneel van de bestuurder. Wanneer
de stroomverdeler niet manueel geactiveerd
wordt, is het tractiegedrag hetzelfde als dat
van een machine zonder een stroomverdeler.
De bestuurder kan de schakelaar activeren
indien hij dit wenst. Hiermee activeert hij de
stroomverdeler en wordt de stroom tussen de
voor- en achtertractiemotoren gelijk verdeeld
terwijl de machine vooruitrijdt.
Opmerking:
De manueel geactiveerde optie is
alleen functioneel wanneer de machine zich in het
LAGE toerentalbereik bevindt.
De bedieningsschakelaar voor hoog/laag toerental op
de machine moet zich in de LAGE instelling bevinden
opdat de stroomverdeler kan worden geactiveerd.
17