7. Richtlijnen voor diagnostische procedures
Bij het waarnemen van vocht in gebouwen moet rekening
worden gehouden met drie belangrijke criteria, zoals
uiteengezet in Tabel hieronder.
Punt
Criteria
Is een muur of
1
bouwelement in
een veilige
luchtdroge
toestand?
Is de oppervlak
2
temperatuur van
muur of ander
bouwelement
boven of onder
het dauwpunt?
3
muuroppervlak of
ander gebouw
element
verontreinigd met
hygroscopische
of ander
geleidend
materiaal?
INS9800
ander
een
Is een
zouten
Opmerkingen
Luchtdroog is het vochtgehalte dat
normaal en veilig is (tegen
vochtgerelateerde aantasting of
bederf) in gebouwen. Wanneer de
protimeter MMS3 vochtmetermodi
zijn geselecteerd, worden de
meetwaarden geïdentificeerd als
DROOG, RISICOVOL of NAT
Dauwpunt is de temperatuur waarbij
een bepaalde hoeveelheid lucht
verzadigd raakt (100% RV) en dauw
of condensatie vormt. Als een
oppervlak kouder is dan het
dauwpunt, treedt condensatie op.
Wanneer de Protimeter MMS3
Condensator Mode wordt
geselecteerd om TDIFF (de
nabijheid van een oppervlak tot het
dauwpunt) te meten, identificeert
het instrument ofwel een GEEN
CONDENSATIE-conditie, een
RISICOVOLLE conditie, of een
CONDENSATIE-conditie.
Kunstmatig hoge
vochtmeterwaarden kunnen worden
verkregen in materiaal dat sterk is
verontreinigd door hygroscopische
zouten of in materialen die van
nature geleidend zijn. De
aan- of afwezigheid van nitraten en
chloriden moet worden vastgesteld
bij het onderzoek van
vermoedde situaties met opstijgend
vocht in het bijzonder.
MMS3 Handleiding
23