Bediening
5. Zet het vulventiel in de geopende 'Vulpositie'.
Zo kunt u eenvoudig starten.
(Vullen en druk ontlasten)
6. Zet de AAN/UIT-schakelaar van de motor AAN.
7. Beweeg de choke naar de gesloten positie.
8. Beweeg de gashendel enigszins naar links.
9. Draai de brandstofkraan OPEN. Trek aan de
startkabel. Trek tot aan de compressieslag en laat
de kabel vervolgens langzaam weer oprollen in de
starter. Trek stevig en snel om de motor te starten.
Laat de kabel NIET los. Houd de hendel tijdens het
oprollen vast, anders kan de kabel op de verkeerde
manier oprollen en de constructie laten vastlopen.
Als de motor niet start, open de choke dan volledig
en ga door met aanzwengelen.
Chokehendel
Brandstofkraan
10. Zodra de motor warm is, sluit u de choke geleidelijk
en verhoogt u het aantal toeren per minuut (tpm)
van de motor enigszins door de gashendel naar
links te bewegen. Sluit het vulventiel.
Gesloten (druk)
11. Houd het pistool in de metalen emmer
(spuitgedeelte naar beneden) en druk een metalen
onderdeel van het pistool stevig tegen de emmer.
Zorg voor een goed metaal-op-metaal contact
tussen het pistool en de emmer.
8
Open
ti16100a
Gashendel
ti14793a
ti14790a
ti15989a
12. Verwijder de veiligheidspal van het pistool en knijp in
de trekker. Draai tegelijkertijd de
drukregelingsschakelaar langzaam in de richting van
de klok, snel genoeg om de vloeistof bij lage druk te
laten stromen.
13. Laat de pomp net zolang draaien tot er schoon
oplosmiddel uit het pistool komt.
14. Laat de trekker los en zet het pistool op de
veiligheidspal.
15. Als u begint met spuiten, plaats de pomp of de
aanzuigbuis dan in het voorraadreservoir. Verwijder
de veiligheidspal van het pistool en zet het pistool
aan terwijl u het in een andere lege, metalen houder
houdt, terwijl u een metalen onderdeel van het
pistool stevig tegen de metalen emmer drukt,
zodat het oplosmiddel uit de pomp en slang
stroomt. Zodra er verf uit het pistool komt, moet u
de drukregelingsschakelaar naar de minimumdruk
draaien, het vulventiel in vulpositie (open) plaatsen
en de veiligheidspal op het pistool zetten.
16. Als u het spuitapparaat wilt opbergen, verwijdert u
de aanzuigbuis of pomp uit de oplosmiddelemmer
en laat u het oplosmiddel uit de pomp en slang
stromen. Zet het pistool op de veiligheidspal.
Zie Opslag, 10.
17. Volg altijd de Drukontlastingsprocedure, blz. 6,
als u het spuitapparaat uitschakelt.
KENNISGEVING
Om schade en bevriezing tijdens de opslag te
voorkomen, dient u nooit water in de vloeistofpomp
te laten staan
Opstarten
KENNISGEVING
Start de motor alleen als de vloeistofpomp voldoende
vloeistof bevat, zodat deze gevuld kan worden. Als u
de vloeistofpomp laat drooglopen, verkort dit de
levensduur van de pakkingen.
Als u het spuitapparaat bedient bij een hogere
druk dan nodig is, verspilt u materiaal, raakt de tip
vroegtijdig versleten en wordt de levensduur van het
spuitapparaat verkort.
ti15989a
332507E