21. Bijzonderheden van de werking
(* Geldt alleen voor warmtepompmodel)
Verwarmingsprestaties*
• Deze airconditioner gebruikt een warmtepomp voor het onttrekken van warmte uit de buitenlucht
en zal deze vervolgens naar binnen brengen. Dit heeft tot gevolg dat de verwarmingsopbrengst zal
teruglopen als de buitentemperatuur daalt. Het is daarom aan te bevelen de airconditioner te ge-
bruiken in combinatie met andere verwarmingssystemen.
• Warmtepomp airconditioners gebruiken recirculatielucht om de ruimte op temperatuur te brengen.
Dit houdt in dat het enige tijd kan duren voordat de ruimte op temperatuur is.
Wanneer binnen- en buitentemperatuur hoog zijn*
• Wanneer de binnen- en buitentemperatuur hoog zijn tijdens de functie verwarmen (HEAT), kan het
zijn dat de ventilator van de buitenunit soms stopt.
Als de ventilatorsnelheid op AUTO staat
• Verwarmen: De ventilator draait heel langzaamals de luchttemperatuur van de binnenunit laag is.
• Koelen: Als de ruimtetemperatuur de ingestelde temperatuur nadert, gaat de ventilator langzamer
draaien.
• Circuleren: De ventilator draait op lage snelheid.
Microcomputer gecontroleerd automatisch ontdooien*
• Wanneer de buitentemperatuur laag is en het vochtigheidsgehalte hoog, zal er ijsvorming in de
buitenunit optreden. Dit reduceert de verwarmingscapaciteit. Als dit gebeurt zal de computer auto-
matisch de ontdooifunctie (DEFROST) starten. Gedurende de ontdooifunctie zal de ventilator
van de binnenunit stoppen met draaien en DEFROST zal op de display van de afstandsbediening
zichtbaar worden. Het kan tussen de 4 en 15 minuten duren voordat de ventilator opnieuw start.
Lage buitentemperaturen
• Als de buitentemperatuur daalt, dan kan het voorkomen dat de ventilatoren van de buitenunit
(condensingunit) langzamer gaan draaien of dat ze tijdelijk stoppen.
Warme opstart
• De binnenunit voorkomt een koude luchtstroom tijdens het begin van de verwarmingsfunctie.
De ventilator van de binnenunit draait niet of heel langzaam, totdat de warmtewisselaar de ingestel
de temperatuur heeft bereikt.
Bijzonderheden van de functies
Koelmodellen
• Als de ruimtetemperatuur 2° C hoger is dan de ingestelde temperatuur, schakelt de unit tussen
koelen en ontvochtigen.
• Tijdens de ontvochtigingsfunctie (DRY) moet de ventilatorsnelheid op laag worden gezet voor een
aangenaam koeleffect. Soms kan de ventilator enige tijd stoppen.
Warmtepompmodellen
Automatische omschakelfunctie (AUTO CHANGEOVER)
• Als de automatische omschakelfunctie wordt geselecteerd, zal de ventilator ongeveer een minuut
lang zeer langzaam draaien, terwijl de airconditioner de ruimteomstandigheden analiseert om de
juiste functie te kiezen.
• Als het verschil tussen de ingestelde temperatuur en de huidige ruimtetemperatuur meer dan +2 °C
bedraagt, wordt de koelfunctie gekozen.
29