Horizontale verstelling luchtuitblaasrichting
De luchtrichting verandert als volgt:
De functie weergave op de display van
de afstandsbediening zal niet veranderen.
Gebruik de luchtrichtingaanpassing binnen
de bereiken als hiernaast:
GEVAAR!
• Zet de airconditioner niet aan wanneer de verticale of horizontale lamellen geblokkeerd zijn.
• Gebruik altijd de afstandsbediening om de luchtrichting te verstellen voor de op- en neerwaartse
beweging. Handmatig verstellen van de lamel kan problemen opleveren. Als dit gebeurt, herstart
dan de airconditioner zodat de lamel zijn oorspronkelijke stand weer inneemt.
• Tijdens de koel- en ontvochtigingsfunctie mogen de verticale lamellen niet buiten hun instelgebied
1-3 bewogen worden. Gebruik van de stand 4-5 bij koelen en ontvochtigen kan resulteren in
condens dat via de lamellen uit de airconditioner zal druppelen. Als de lamel tijdens de koel-
en ontvochtigingsfunctie voor meer dan 30 minuten buiten de stand 1-3 staat, dan gaat deze
automatisch terug naar 3.
• Als in de gekoelde ruimte kinderen, ouderen of zieke personen aanwezig zijn, dienen de ruimte-
temperatuur en de uitblaasrichting zorgvuldig te worden afgesteld.
16. Swingfunctie
Voordat de swingfunctie wordt geactiveerd moet de airconditioner worden ingeschakeld.
Instellen van de swingfunctie
Druk op de Swing-toets. Elke keer als de toets wordt ingedrukt, verandert de Swingfunctie in onder-
staande volgorde:
Stoppen van de swingfunctie
De luchtuitblaaslamellen komen terug in de stand die voor de swingfunctie stond ingesteld.
RECHTS/LINKS lamellen
1
3
4
2
5
23