10
4.
Controle van de hoofdcomponenten
Controle van de hoogspanningstransformator
Opgelet!
Bij het werken staan de hoogspanningsklemmen van de transformator onder een spanning
van 2300 V~. Bij het testen moeten meetinstrumenten, handen enz. uit de buurt van de
hoogspanningsklemmen worden gehouden.
1.
Het apparaat uitschakelen en de condensator met een geïsoleerde schroevendraaier ontladen.
2.
De aansluitingsdraad van de condensator van de transformatorhoogspanningsklem losmaken.
3.
De voltmeter met een tandklem op de gloeidraadklemmen van de magnetron aansluiten; daarbij
altijd uit de buurt van de voltmeter en de draden blijven.
4.
Het apparaat op het net aansluiten en de bereiding beginnen. De voltmeter moet 3,3 V~ aantonen.
Opgelet: Vóór het afnemen van de voltmeter moet het apparaat worden uitgeschakeld.
Toont het meettoestel geen spanning aan, moet de juiste waarde worden ingesteld en moet worden
gecontroleerd of de primaire spoel van de transformator tijdens het werken onder een spanning van
220 V ~ (240 V) staat.
1.
De weerstand van de spoel m.b.v. een ohmmeter meten.
2.
Primaire wikkeling:
3.
Secundaire wikkeling: 100 Ohm (ca.)
4.
Draadwikkeling:
Anodespanning
Om veiligheidsredenen is het niet aan te raden noch nodig de anodespanning te meten, daar het
apparaat onder hoogspanning staat (ca. 4 kV).
3 Ohm (ca.)
0 Ohm (ca.)
Servicehandboek MW 800.0
Uitsluitend voor intern gebruik