5. Installatie
5.1 Vóór installatie
Verzeker u ervan dat de waaier vrij in de
ventilatorbehuizing kan roteren, indien
mogelijk met een gelijke afstand over de
volledige omtrek tussen het uiteinde van
de waaierbladen en de
ventilatorbehuizing.
5.2 Installatie
De tunnelventilator mag worden
bevestigd aan een horizontaal, stabiel
vlak met een eigen trilling frequentie van
tenminste 20% van het
ventilatortoerental.
De ventilator is voorzien van een plaatje
met een pijl die de richting van de
luchtstroom door de
ventilatorbehuizing aangeeft. Zorg er bij
de installatie voor dat de richting van de
ventilator zo is ingesteld dat het systeem
de gewenste richting van de luchtstroom
levert. Zie voor bevestiging figuur 1.
Zorg ervoor dat de waaier vrij in de
ventilatorbehuizing roteert als de
ventilator uiteindelijk is gemonteerd.
Het is van het grootste belang voor de
prestaties en het geluidsniveau van de
tunnelventilator dat de luchtstroom niet
wordt verstoord en van turbulentie vrij
is. Raadpleeg voor de bevestiging figuur
1.
5.3 Bedrading
De netvoedingskabel van de ventilator
moet voldoen aan de geldende
voorschriften.
De aansluiting moet voldoen aan de
geldende voorschriften en dient te
worden uitgevoerd door vakkundig
personeel. De ventilator dient
aangesloten te worden via een thermisch
beveiligingsrelais gebaseerd op door de
motor opgenomen stroom. De
aansluiting dient in de schakelaar of
aansluitklemmenkast die aan de
buitenzijde op de ventilator is
gemonteerd te worden uitgevoerd.
Raadpleeg voor de
/
installatie instructies van figuur 2.
Voor de omkeerbare tunnelventilator
van het type ARC, is het nodig een relais
aan te brengen waardoor de ventilator
tot stilstand komt voordat de
rotatierichting wordt gewijzigd. Als dit
achterwege blijft, kan door de kracht van
de omkering de naaf van de ventilator
worden beschadigd.
De elektromotor kan eventueel voorzien
zijn van temperatuurgevoelige
weerstanden om de temperatuur in de
windingen te beveiligen.
2
Figuur 2. Aansluiting van motor
6. Opstarten
6.1 Vóór het opstarten
Controleer voor het opstarten of de
ventilator schoon is, er geen gereedschap
in is achtergelaten en de ventilator vrij is
van vreemde voorwerpen. Zorg er ook
voor dat de elektrische aansluitingen
aan de voorschriften voldoen en de
beschermkorf aan de aanzuigzijde van
de ventilator en afbuigroosters aan de
perszijde correct zijn gemonteerd.
Zet de ventilator even aan en controleer
of de draairichting van de ventilator
overeenkomt met de pijl op het plaatje
op de ventilator.
6.2 Startprocedure
• Start de ventilator
• Controleer of er afwijkende
geluiden hoorbaar zijn.
• Controleer de elektrische waarden.
• Controleer na 30 minuten of de
ventilator nog steeds normaal
werkt.
Belangrijk: De ventilator is ontworpen
aansluiting de
Figuur 3. Montage/demontage van de motor
W2
U2
V2
U1
V1
W1
L1
L2
L3
voor continu gebruik. De
volgende werkpunten
kunnen staalmoeheid in de
waaier veroorzaken, met
als gevolg het afbreken van
de waaier hetgeen gevaar
oplevert voor omstanders.
- - Opererend met
herhaaldelijk starten en
stoppen
15 16
18
17
14
03
W2
U2
V2
U1
V1
L1
L2
- Ongelijke stroomsnelheid
door de ventilatoren
Bij twijfel over de
geschiktheid van de
ventilator gelieve contact
op te nemen met Novenco.
7. Onderhoud
7.1 Beveiliging voor inspectie
en onderhoud
Als de ventilator ter inspectie of
reparatie/ onderhoud buiten werking is,
moet het elektrische systeem worden
uitgeschakeld en beveiligd om te
voorkomen dat de ventilator per
ongeluk wordt ingeschakeld.
7.2 Behuizing/geluiddempers
van ventilator
De behuizing en geluiddempers van de
ventilator hebben standaard geen
onderhoud nodig, afgezien van normale
reiniging.
7.3 Waaier
In de fabriek is de waaier voorzien van
bladen die zijn ingesteld op een
bladhoek die overeenkomt met het
gewenste werkpunkt (stuwkracht en
luchthoeveelheid) voor het betreffende
ventilator-toerental. Om te zorgen voor
een trillingsarme werking, is het
rotorblad zorgvuldig uitgebalanceerd
op deze positie. Trillingen die zich
tijdens de werking voordoen, zijn in de
meeste gevallen te wijten aan de
19
W1
L3
05