De uitgang zal geactiveerd worden wanneer het systeem niet ingeschakeld is, of wanneer het systeem in alarm
is of gedurende de in en uitloop tijd.
• (35) Zone antmask of alrm (Zone antimask or alarm)
De uitgang zal geactiveerd worden wanneer er een zone in alarm of in antimask staat.
2. Uitgang-opties Hieronder worden de beschikbare uitgangopties toegelicht. Navigeer door de opties en druk op
[Enter] om deze in & uit te schakelen. Nadat alle aanpassingen zijn uitgevoerd kunt u het menu verlaten door op
[Escape] te drukken.
• Geïnverteerd Bepaalt of de uitgangstatus wordt geïnverteerd.
• Handmatig Sch. (Handmatig schakelen) Bepaalt of de uitgang handmatig via het gebruiker menu kan
worden bediend.
• Bewaakt Deze optie is van toepassing voor uitgang Flitslicht, Sirene en SW1, SW2 van de voedingsmodule,
indien actief dan moet de uitgang worden afgesloten met een weerstand van 1KΩ.
• Deurbel functie (Deurbel) Deze optie is van toepassing als de uitgang aangesloten is op een deurbel
• Of functie (Of functionaliteit) Deze optie is van toepassing om de "of" functionaliteit te activeren
• Altijd continue Deze optie is van toepassing als de brand uitgang niet pulserend maar continue moet zijn
Standaard zijn voor alle uitgangfuncties met uitzondering van "detector reset" de beschikbare opties gedeactiveerd.
Bij de functie "detector reset" zijn de "geïnverteerd" en de "handmatig schakelen" optie standaard actief.
3. Sub functie / programmering In deze parameter kan extra informatie worden gegeven voor bepaalde
uitgangfuncties. Waarden tussen 00000 en 99999 worden geaccepteerd.
4. Schakeltijd sec In deze parameter kan de uitschakel vertraging in seconden worden opgegeven.
5. Toewijzing blokken In deze parameter kan de uitgang aan één of meerder blokken worden toegekend. Toets
het 2-cijferig nummer in van het blok waaraan u de zone wilt toekennen. Onder het bloknummer verschijnt "Enter",
om de toekenning te verwijderen kunt u nogmaals het bloknummer in toetsen, toets [Enter] om te bevestigen en de
parameter te verlaten.
6. Module-info In deze parameter wordt informatie gegeven betreffende de module waaraan de uitgang is
toegekend.
4.8
SCHEMA MENU (Tijd schema's)
Dankzij de schema-instelling kunnen verschillende gebeurtenissen automatisch worden uitgevoerd op specifieke
data en tijdstippen. Uitgangen kunnen worden geprogrammeerd om datumschema's te volgen en blokken kunnen
automatisch worden in- en uitgeschakeld op vooraf vastgestelde tijdstippen, die worden geprogrammeerd in het
tijdschema.
Tijdschema's worden door het systeem gebruikt voor het beheer van tijdstippen waarop een gebeurtenis moet
plaatsvinden. Er zijn 32 tijdschema's.
Vanuit het schema programmeermenu kunt u twee typen schema's programmeren, te weten:
• 0. Tijdschema;
• 1. Vakantieschema's.
0. TIJDSCHEMA Met behulp van de volgende parameters kunt u een tijdschema programmeren:
• 0. Naam Tijdschema;
• 1. Datum (Datum start / eind);
• 2. Tijd (Tijd Start tijd / Eind tijd);
• 3. Dagen van de week (alleen zichtbaar als het type „elke dag" is);
• 4. Type
• 5. Vakantieschema;
• 6. Schema taak;
• 7. Blokken;
• 8. Verwijderen tijdschema.
0. Naam Tijdschema Wanneer u deze optie selecteert verschijnt op het display de actueel geprogrammeerde
benaming (standaard „Schema 001"). Er zijn 12 karakterposities beschikbaar. Zie hoofdstuk "Teksten
programmeren" voor het programmeren van een nieuwe benaming.
1. Datum (Datum start / eind) Met deze parameter bepaalt u de datum waarop het schema moet starten (DD/MM)
en eindigen (DD/MM).
2. Tijd (Tijd Start tijd / Eind tijd) Met deze parameter bepaalt u de tijd waarop het schema dagelijks moet starten
Pagina
36
van 58
Technische en functionele specificaties kunnen zonder voorafgaande mededeling worden gewijzigd