Inhoudsopgave
Advertenties
Gebruik
8. Zet de zelfontlastende luchtkraan (E) open. Draai
de luchtregelaar (H) van de pomp langzaam naar
rechts waarbij de druk verhoogd wordt tot de
pomp start.
9. Laat de pomp langzaam werken totdat alle lucht
verdreven is en de pomp en de slangen volledig
voorgepompt zijn.
10. Enkel voor eenheden met runaway-beveiliging:
desactiveer de vul/spoelfunctie door op de
vul/spoelknop te drukken op de DataTrak.
11. Laat de trekker van het pistool los, en zet de trekker
op de veiligheidsvergrendeling. De pomp moet
afslaan door de tegendruk.
Aanbrengen van de spuittip
Volg Drukontlastingsprocedure op blz. 18. Installeer
de spuittip en de tipbeschermer zoals beschreven in
de apart bijgeleverd handleiding van het spuitpistool.
De hoeveelheid gespoten vloeistof en de patroonbreedte
hangt af van de tipgrootte, de viscositeit van de
vloeistof, en de vloeistofdruk. Gebruik het schema
Selectie van spuittips in de handleiding van uw pistool
om de geschikte spuittip voor uw toepassing te kiezen.
20
Stel de verneveling af
1. Zet de luchtaanvoer voor de verneveling niet aan.
De vloeistofdruk wordt geregeld door de luchtdruk
die geleverd wordt aan de pomp (luchtregelaar
van de pomp). Zet de materiaaldruk op een lage
startdruk. Voor vloeistoffen met een lage viscositeit
(lager dan 25 sec., #2 Zahn-reservoir) met een lager
percentage aan vaste stoffen (gewoonlijk lager dan
40%), start bij 300 psi (2,1 MPa, 21 bar) aan de
pompuitlaat. Voor vloeistoffen met een hogere
viscositeit of met een hoger gehalte aan vaste
stoffen, start bij 600 psi (4,2 MPa, 42 bar). Bekijk
het volgende voorbeeld.
Voorbeeld:
Overbren-
Instelling
gingsver-
luchtregelaar
houding
pomp
psi (MPa, bar)
15:1
x
20 (0,14; 1,4)
30:1
x
20 (0,14; 1,4)
2. Houd het pistool loodrecht en op ongeveer 304 mm
van het oppervlak.
3. Beweeg eerst het geweer en haal vervolgens
de trekker van het spuitpistool over om op het
testpapier te spuiten.
4. Verhoog de materiaaldruk in stappen van 100 psi
(0,7 MPa, 7 bar) net tot het punt waarop verdere
toename van de materiaaldruk de verneveling van
het materiaal niet significant verbetert. Bekijk het
volgende voorbeeld.
Voorbeeld:
Over-
Stap van de
brengings-
luchtregelaar
verhouding
van de pomp
pomp
psi (MPa, bar)
15:1
x
7 (0,05; 0,5)
30:1
x 3,3 (0,02; 0,2) = 100 (0,7; 7,0)
Benaderende
pomp
vloeistofdruk
psig (MPa, bar)
=
300 (2,1; 21)
=
600 (4,2; 42)
Verhoog de
vloeistofdruk
psi (MPa, bar)
= 100 (0,7; 7,0)
Advertenties
Inhoudsopgave
