◆ Beschrijving indicatorlampjes
Normaal bedrijf
Weigering
Oververhit
Gekanteld
Te hoog voltage gedetecteerd
Stroom uitschakelen
5 Weigeringen achtereen
Laag voltage gedetecteerd
Abnormaal toerental ventilator
q Normaal bedrijf
w Weigering
e Oververhit
r Gekanteld
t Te hoog voltage
gedetecteerd
y Stroom uitgeval-
len
u 5 Weigeringen
achtereen
i Laag voltage ge-
detecteerd
o Abnormaal toer-
ental ventilator
Beschrijving van andere veiligheidsvoorzieningen
!8 Vlammonitor
!9 Elektrische over
belastingsbeveil
iging (zekering)
y Zeef / Voorverwarming
(voorverwarming van
de brandstof)
Wanneer het verwarmingstoestel correct functioneert, zal het aan/uit lampje (groen) oplichten.
Wanneer het verwarmingstoestel niet aanslaat, of wanneer de vlam tijdens gebruik gedoofd
wordt, zal het weigeringslampje (rood) gaan knipperen en zal de afkoelprocedure worden ge-
start terwijl het aan/uit lampje ongeveer drie (3) minuten zal blijven knipperen.
Wanneer het verwarmingstoestel oververhit raakt, zal het toestel automatisch afslaan en zal
het oververhittingslampje gaan knipperen. Vervolgens wordt de afkoelprocedure gestart,
waarbij het aan/uit lampje ongeveer drie (3) minuten zal blijven knipperen.
Wanneer het verwarmingstoestel omvalt of wanneer er fl ink tegen gestoten wordt, zal het toestel
automatisch afslaan en zal het kantellampje gaan knipperen. Vervolgens wordt de afkoelproce-
dure gestart, waarbij het aan/uit lampje ongeveer drie (3) minuten zal blijven knipperen.
Wanneer het verwarmingstoestel een te hoge spanning detecteert, zal het toestel automatisch
afslaan en zal het hoogspanningslampje gaan knipperen.
Wanneer de stroomvoorziening wordt hersteld nadat deze is uitgevallen terwijl het toestel in
gebruik was, bijvoorbeeld na een stroomstoring, kan het verwarmingstoestel niet automatisch
opnieuw opgestart worden, ook niet wanneer de hoofdschakelaar "AAN" blijft staan, om
brand te voorkomen. Daarbij zullen alle vijf (5) de lampjes oplichten om aan te geven dat het
verwarmingstoestel is gestopt omdat de stroomvoorziening onverwacht is uitgevallen.
Wanneer het verwarmingstoestel na vijf (5) keer achtereen proberen nog niet aanslaat, zullen
de bedieningsorganen van het toestel buiten werking worden gesteld om onverwachte on-
gevallen, zoals brand, te voorkomen en 4 van de lampjes (weigering, oververhitting, kantelen
en hoogspanning) zullen gaan knipperen. Zie bladzijde 65 voor meer informatie.
Als het verwarmingstoestel in het gebruik een spanning detecteert die lager is dan 90% van
het standaardvoltage (230 V/120 V), zal het hoogspanningslampje oplichten. Als de gedetec-
teerde spanning lager is dan 75% van het standaardvoltage (230 V/120 V), zal het verwarm-
ingstoestel de vlam doven en de afkoelprocedure starten terwijl het weigeringslampje en het
aan/uit lampje knipperen.
Wanneer de verbrandingsventilator niet draait, of langzamer draait dan het vereiste toerental,
zal het toestel automatisch afslaan en zullen er 3 lampjes (oververhitting, kantelen en hoogs-
panning) gaan knipperen.
Deze voorziening dooft de vlam automatisch wanneer de ontsteking niet correct
functioneert, of wanneer de vlam uit gaat terwijl het toestel in gebruik is. Deze zoge-
naamde monitor of sensor zal de vlam automatisch doven wanneer er voor de ont-
steking iets onregelmatigs wordt gedetecteerd.
Wat de beveiliging doet: Het weigeringslampje gaat branden en er wordt drie (3) minuten gespoeld.
Deze voorziening sluit de stroomvoorziening af wanneer er een te hoge stroom
door de schakeling loopt, bijvoorbeeld vanwege een storing in de apparatuur.
Wat de beveiliging doet: Stopt de volledige werking van het toestel.
Deze zeef en voorverwarming warmt de brandstof op om te voorkomen dat deze
te stroperig wordt. Deze voorziening treedt in werking wanneer de hoofdschake-
laar "AAN" wordt gezet.
=brandt
=knippert
62