• Laat de reparatie van uw apparaat uitsluitend door
gekwalificeerd vakpersoneel uitvoeren.
4.4. Omgevingstemperatuur
• Het apparaat kan bij een omgevingstemperatuur van 0 °C tot
+35 °C en bij een relatieve luchtvochtigheid van < 80 % (niet-
condenserend) worden gebruikt.
• In uitgeschakelde toestand kan het apparaat worden
opgeslagen bij een temperatuur van -20 °C tot +60 °C.
GEVAAR!
Gevaar voor elektrische schokken!
Bij grote schommelingen in temperatuur of
luchtvochtigheid kan er door condensatie vocht in
het apparaat komen, waardoor er kortsluiting kan
optreden.
Neem het apparaat nadat deze is vervoerd, pas weer
in gebruik als hij de omgevingstemperatuur heeft
aangenomen.
4.5. Stroomvoorziening
• Sluit een apparaat van veiligheidsklasse II uitsluitend aan op
een goed bereikbaar, geaard stopcontact in de buurt met een
spanning van 220-240 V~ / 50/60 Hz of plaats 6 batterijen van
1,5 V, type R14/LR14/C in het batterijvak.
GEVAAR!
Gevaar voor elektrische schokken!
Ook bij een uitgeschakeld apparaat staan onderdelen
van het apparaat onder spanning.
Onderbreek de stroomvoorziening van uw apparaat
of schakel alle spanning uit door de stekker van
het netsnoer uit het stopcontact te halen en de
batterijen uit het apparaat te verwijderen.
8