Nederlands
RC-Link
Stap 4: Aansluiten van lokale RailCom-detectoren
U kunt op de RC-Link naar behoefte maximaal 24 detectoren (b.v. RCD-
1, RCD-2 of RCD-8) toewijzen. Daar de data tussen de detectoren aan
de ene kant en de uitleesapparaten of PC interface anderzijds via een
specifieke Tams databus worden overgedragen, is het aansluiten van
apparaten van andere fabrikanten niet mogelijk.
Snij de busleidingen A en B van het ene naar het andere apparaat door.
Let bij het aansluiten van de RailCom apparaten erop, dat u de draden
A en B telkens op de aansluitpunten A en B van de apparaten aansluit.
Voor de functietest deel 2 is het voldoende wanneer u een RailCom-
detector met de RC-Link verbindt.
Stap 5: Functietest (deel 2)
Steek de meegeleverde jumper op JP1 (wanneer u een versie met USB-
poort heeft) of JP2 (wanneer u een versie met een V24-poort heeft).
Rij dan een loc met een RailCom geschikte decoder in het blok van deze
detector, die u vooraf op de RC-Link heeft aangesloten. Op het
beeldscherm wordt het adres van de loc in het betreffende blok
weergegeven.
Rij met de loc uit het bewaakte blok, het blok wordt als "vrij" in het
beeldscherm getoond.
Stap 6: Aansluiten van de rails
Om bij het uitvallen van de railspanning – eventuele foutieve –
vrijmeldingen te onderdrukken, moet u de RC-Link met de rails
verbinden. Wanneer bij een spanningsuitval in een blok de vrijmelding
niet onderdrukt moet worden, hoeft u de RC-Link niet op de rails aan te
sluiten. Dat kan b.v. voordelig zijn bij modelspoorwegen, waarbij de
RailCom-detectoren
in
de
verschillende
boosterblokken
met
verschillende kortsluituitschakelingen zijn aangesloten. Om bij het
afzien van de verbinding van de RC-Link met de rails het aanliggen van
Pagina 14