4.1.2
Omvormer
De omvormer moet niet aan onnodige schokken worden blootgesteld, en moet worden behandeld
als gevoelige elektronische apparatuur.
4.2
Opslag
Het pompsysteem dient te worden opgeslagen in een schone en droge ruimte.
4.2.1
MP 1 pomp
Opslagtemperatuur: –20 °C tot +50 °C.
Als de pomp na gebruik moet worden opgeslagen, moet deze voorafgaand aan het opslaan grondig worden
gereinigd.
Zie hoofdstuk 9. Onderhoud en service.
4.2.2
Omvormer
De omvormer dient te worden opgeslagen in een schone en droge ruimte.
Opslagtemperatuur: –10 °C tot +45 °C.
5.
Installatie
5.1
Montage
De pomp kan zowel horizontaal als verticaal worden geïnstalleerd. De
persaansluiting van de pomp mag zich nooit onder het horizontale vlak
bevinden. Zie fig. 2.
Tijdens bedrijf moet de pomp altijd compleet ondergedompeld zijn
in de vloeistof.
De pompcapaciteit wordt geregeld door de frequentie te wijzigen. De installatie van een klep in de persleiding
is niet nodig en wordt afgeraden.
Anders zorgt de geproduceerde warmte ervoor dat de pomp uitschakelt.
5.2
Diameter van de peilbuis
De binnendiameter van de peilbuis voor monstername moet ten minste
50 mm zijn. Als de diameter van de peilbuis groter is dan 80 mm, dan kan
de pomp in een mantel geplaatst worden om onbedoelde uitschakelingen
van de pomp te voorkomen. Zie fig. 3.
Toegestaan
Fig. 2
Eisen aan de plaatsing
Fig. 3
MP 1 in koelmantel
6
Niet
toegestaan