Draadloos netwerk instellen
3
Lees en accepteer De gebruiksrechtovereenkomst voor
software en Gebruik van verbeterde functies en deelname aan
het verzamelprogramma voor gebruiksinformatie van printer
(optioneel). Klik daarna op Volgende.
4
Selecteer Configureer de draadloze netwerkverbinding met
behulp van een USB-kabel op het scherm Type
printerverbinding.
5
Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat
heeft gevonden. Klik op Geavanceerde instelling.
•
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de
SSID is hoofdlettergevoelig).
•
Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
•
Kanaal: selecteer het kanaal. (Auto-inst. of 2.412 tot 2.467 MHz).
•
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
•
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128).
•
Wachtwoord netwerk: Voer de sleutelwaarde van het
netwerkwachtwoord in.
•
Netwerksleutel bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde van het
netwerkwachtwoord.
•
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als de
beveiliging van het ad-hocnetwerk is ingeschakeld.
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en klik op
Volgende.
• WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw
draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-
bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd.
6
Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze
netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende.
2. Een netwerkapparaat gebruiken
188