4. Technische gegevens
Type motor: tweetaktmotor;
Motorvermogen (max.)
Cilinderinhoud
Max. toerental motor:
Ontsteking:
Gewicht (lege tank)
Tankinhoud
Bougie
Maximale luchtsnelheid
Maximale volumestroom
Mulchverhouding
Volume van de opvangzak
Vibratie ahv
Geluidsdrukniveau LpA
Geluidsvermogen LWA
5. Vóór ingebruikneming
5.1 Montage
Montage van de blaasbuis (fig. 1a)
Schuif de blaasbuis (14) het blazerhuis in en zet de
blaasbuis vast d.m.v. de borgschroef (19). Haal de
schroeven (19) goed aan.
Montage van de draagriem (fig. 2)
Haak de klemmen van de draagriem in de ervoor
voorziene ogen aan de greep vast.
Montage van de opvangzak (3a – 3c)
Steek de opvangzakadapter (16) het blazerhuis in
en zet hem vast door hem tegen de richting van de
wijzers van de klok in te draaien. Schuif de
opvangzak (11) over de zakadapter (16) en maak
die boven de verhoging (B) op de zuigbuis vast
d.m.v. de klittenband (A). Haak de opvangzak aan
de las (C) op de blaas-/zuigbuis vast.
5.2 Brandstof en olie
Aanbevolen brandstoffen
Gebruik alleen een mengeling van normale loodvrije
benzine en speciale tweetaktmotorolie. Meng de
brandstofmengeling volgens de
brandstofmengtabel.
Let op! Gebruik geen brandstofmengeling die
langer dan 90 dagen werd bewaard.
Let op! Gebruik geen tweetaktolie waarvoor een
mengverhouding van 100 tot 1 wordt aanbevolen.
Wordt door onvoldoende smering schade aan de
motor berokkend, komt de motorgarantie van de
fabrikant te vervallen.
Let op! Gebruik voor het transport en bewaren van
brandstof alleen vaten die daarvoor voorzien en
toegelaten zijn.
Giet telkens de juiste hoeveelheid benzine en
tweetaktolie de bijgaande mengfles in (zie
opgedrukte schaal). Schud daarna de fles flink door.
luchtgekoeld
0.8 kw/ 7800rpm
24.5 cm³
7000-8500 t/min.
CDI
7,45 kg
450 ml
L8RTC
145 km/u
236 m3/u
10:1
55 l
16 m/s2
98 dB (A)
112 dB (A)
5.3 Brandstofmengtabel:
Mengmethode: 40 delen benzine op 1 deel olie
6. Bediening
Gelieve de wettelijke bepalingen m.b.t. de
verordening inzake de bestrijding van lawaaioverlast
na te leven die plaatselijk kunnen verschillen.
6.1 Koude start (4a-4c)
Giet in de tank de behoorlijke hoeveelheid
benzineoliemengsel.
Zie ook brandstof en olie.
1. Het gereedschap veilig en vast op de grond
zetten.
2. AAN/UIT-schakelaar (2) naar de stand "I"
brengen (fig. 4a)
3. Gashendel (4) drukken tot die vastklikt (fig. 4a).
4. 10 keer op de brandstofpomp (12) drukken (fig.
4b).
5. Chokehendel (13) naar de stand „
6. Het gereedschap aan de greep goed
vasthouden.
7. Startkabel een kort eindje uittrekken tot u een
weerstand voelt – u moet dan de kabel
gelijkmatig flink doorhalen om de motor te
starten. Draait de motor, draait u de chokehendel
naar de stand „
".
8. De motor ca. 10 seconden laten warmdraaien.
9. Op de grendelknop van de gashendel drukken.
De gashendel springt terug naar de positie
„stationair draaien".
10. Draai de chokehendel naar de positie „
AANWIJZING: Slaat de motor na meerdere
pogingen niet aan, ga dan te werk zoals beschreven
in hoofdstuk "Verhelpen van fouten" van deze
handleiding.
AANWIJZING: Trek de aanzetkabel steeds recht
eruit. Als u de kabel schuin uittrekt, gaat hij tegen
het oog wrijven. Door deze wrijving gaat de draad
uitsplitsen en sneller afslijten. Hou de
aanzethandgreep steeds vast als de kabel terug
wordt getrokken. Let er goed op dat de kabel niet
terugschiet als hij uitgetrokken is. Daardoor zou de
kabel vasthaken of sneller afslijten en / of schade
aan de aanzetbehuizing worden berokkend.
" brengen.
".