1. Puls indicator – geeft aan dat een pulserend signaal wordt
ontvangen.
2. Signaalkwaliteit indicator – geeft aan hoe goed het
signaal is dat de monitor ontvangt. Hoe meer segmenten
oplichten, hoe beter het signaal.
3. Alarmstatus indicator – geeft aan of de FSpO
aan of uit staat. Doorgekruiste bel = alarmering staat uit.
4. Kruiscorrelatie tussen de kanalen plus ( CCV+) – geeft
aan of de monitor een FSpO
maternaal is, of artifacten ten gevolge van overmatige
beweging van foetus of moeder.
5. Saturatiewaarde – geeft het zuurstofsaturatieniveau in het
foetale bloed aan.
Foetale SpO
alarmering
2
waarde ontdekt die mogelijk
2
2