Werking
7.2 Installatie ontluchten
WAARSCHUWI
NG
22
Verbrandingsgevaar door hete vloeistof of damp die uit de
ontluchtingskraan komt of door het aanraken van de hete
ontluchtingspot.
De installatie alleen ontluchten als de rode thermometer
een temperatuur van minder dan 50 °C aangeeft.
Afbeelding 8: werking ontluchtingspot
De zonnevloeistof stroomt van bovenaf (1) de ontluchtingspot
in. De zonnevloeistof raakt het oppervlak, de meegevoerde
luchtbellen worden afgescheiden en stijgen op. De lucht hoopt
zich op in het bovenste deel van de ontluchtingspot. Deze
lucht kan door handmatige ontluchting uit de installatie
verwijderd worden:
De slang van de ontluchtingskraan (5) in een opvangvat
1.
leiden.
1 Zonnevloeistof met
lucht
2 Stroomrichting van
de zonnevloeistof
3 Ontluchte
zonnevloeistof
4 Ventiel
5 Ontluchtingskraan
met slang
6 Afgescheiden lucht
- 06/2015