bepaald op het moment dat de thermische sequenties bij de opstart werden geïnitialiseerd. Het minimale
besturingssignaal van de ventilatoren is niet van toepassing.
De kleppenregisters voor verse lucht en afvoerlucht gaan open zodra de opstartsequentie wordt geactiveerd. Het
besturingssignaal van de afvoerluchtventilator wordt 15s na het activeren van de opstartsequentie vrijgegeven. 15s later
wordt het besturingssignaal voor de afvoerluchtventilator op zijn beurt vrijgegeven en start de afvoerluchtventilator. De
uitgangen voor het aansturen van de 3-wegkleppen en de verwarmings- of koelpompen worden geactiveerd.
Na 120s (op het einde van de opstartsequentie) schakelt de unit over naar normale modus . Er wordt dan rekening
gehouden met het minimale en maximale besturingssignaal van de ventilatoren en de alarmen kunnen opnieuw afgaan.
Bij een stroomonderbreking start de unit automatisch opnieuw op zodra de stroomtoevoer is hersteld.
Stopsequentie (post-ventilatie)
XII.3.
De stopsequentie treedt op wanneer aan ten minste een van de volgende voorwaarden is voldaan:
o Verschijnen van een alarm dat met zich meebrengt dat de unit wordt stopgezet (let op: sommige alarmen zijn
geprogrammeerd voor snelle uitschakeling, in dat geval wordt de stopsequentie overgeslagen en schakelt de
besturingseenheid onmiddellijk uit)
o De unit gaat naar OFF
o Er is geen uurprogramma actief
o De brandfunctie is ingesteld om de unit te stoppen
o Aanvraag om te stoppen van het gebouwbeheersysteem
De stopsequentie strekt zich uit over een periode die gekoppeld is aan de instelling van de uitschakeltermijnen van de
ventilatoren (post-ventilatie) en de termijnen voor het sluiten van de kleppenregisters voor vers lucht en afvoerlucht.
Als de stopsequentie wordt geactiveerd, wordt de functie voor het alarmbeheer en van de uitgang elektrische batterij
onmiddellijk gedeactiveerd (de uitgangen warm-/koudwaterbatterijen evenals de wisselaar blijven actief). De
luchttoevoerventilator stopt na 180s. De afvoerluchtventilator stopt dan 30s later. De kleppenregisters voor de
verse lucht en de afgevoerde lucht sluiten na 5s na het stoppen van de afvoerventilator, en alle besturingssignalen
van de actuatoren worden gedeactiveerd.
XIII. INBEDRIJFSTELLING
De NEOTIME ventilatie-unit wordt voorgeprogrammeerd en gebruiksklaar geleverd.
Als de fabrieksinstellingen echter niet aan uw behoeften voldoen, dient u het volgende te doen:
-
Installatie en elektrische bedrading van opties
-
De datum en tijd van de regelaar instellen
-
De verandering van zomer- naar winteruur instellen (standaard automatische omschakeling)
-
De uurprogramma's instellen
-
Regelen van de instelpunten voor de ventilatie
-
Regelen van de instelpunten voor de temperatuur
-
Instellen van het communicatieprotocol (indien communicatie wordt gebruikt)
-
Specifieke functies instellen (afhankelijk van de versie en de nood):
o Nachtelijke overventilatie: activatieschema en verschil in instelpunt ventilatoren
o Brandbeveiliging
o Bescherming tegen ijsvorming door vermindering van het debiet van de toevoerlucht
Met behulp van de functie voor het opslaan van gebruikersinstellingen op het einde van de inbedrijfstelling, kan een
normaal functionerende configuratie op elk moment worden hersteld.
MS-CDF-022 - FABR. NR. : 225200→
Centrale dubbele flux met platenwisselaar
NEOTIME
Ind A
Update: eerste versie
AIRVANCE
GROUP
28/51