Interval tussen de ontdooistarts
Er zijn twee opties; de functie kan uitgeschakeld worden met de stand UIT of er kan
een interval gekozen worden.
De stand UIT kan gekozen worden als de ontdooiing via de DI-ingang gestart dient te
worden of als de regelaar met een real-time klok uitgerust is.
Interval: deeze functie bepaald het aantal uit te voeren ontdooistarts.
Ald de ontdooiing met master en slave regelaars, zonder inwendige klok, uitgevoerd
wordt, dan worden de ondooicycli door de intervalfrequentie bepaald.
Wanneer de ontdooiopdracht via LON-communicatie zou falen, dan neemt de inter-
valbesturing (na maximum intervaltijd) deze ontdooistartfunctie het over.
Max. duur van een ontdooiing
Deze instelling is een veiligheidslimiet. Wanneer de ontdooiing nog niet beëindigd
werd op temperatuur dan wordt na deze tijd de ontdooiing toch gestopt.
Tijdverschuiving van de ontdooistart na opstatren
Deze functie is vooral interessant als het verschillende koelsystemen of - groepen be-
treft, waarbij de ontdooiingen onderling verschoven dienene te worden. Deze functie
is enkel interessant wanneer de ontdooing met de "interval start"-functie (d03) ges-
tuurd wordt. De functie verschuit de ontdooiing met het opgegeven (d03) gestuurd
wordt. De functie verschuift de ontdooiing met het opgegeven aantal minuten bij de
eerste ontdooiingcyclus na de opstarting van de regelaar.
Uitlektijd
Hier wordt de tijd opgegeven tussen de beëindiging van de ontdooiing en het her-
starten van de compressor. (De tijd waarin het doiiwater van de verdamper druppelt.)
Ventilatorvertraging na ontdooiing
Met deze functie wordt de pauze vereist tussen het tijdstip waarop de compressor
gestart wordt en het tijdstip waarop de ventilator opnieuw mag geginnen te draaien,
ingesteld. (De tijd waarin het resterende vocht aan de verdamper vastvriest).
Starttemperatuur voor de ventilator
De ventilator kan ook iets vroeger gestart worden, dan de ventilatorvertraging in d07
wanneer de ontdooivoeler de opgegeven grenswaarde in d08 bereikt.
Ventiltor aan/uit tijdens ontdooiing
Met deze functie kiest u of de ventilator tijdens het ontdooien wel of niet blijft
draaien.
Ontdooivoeler
Met deze functie wordt bepaald of de ontdooivoeler S
temperatuur.
Vertraging van het temperatuur alarm na ontdooing
Tijdens en na de ontdooiing is de temperatuur "te hoog". Na een ontdooing kan
het "hoge temperatuur "- alarm, gedurende een in te stellen vertragingstijd, onder-
drukt worden. Hier wordt de tijdsduur ingesteld, waarin het alarm onderdrukt moet
worden.
Vertraging op temperatuurweergave na een ontdooiing
Tijdens en na de ontdooiing is de temperatuur "te hoge". De weergave van deze te
hoge temperatuur wordt onderdrukt tijdens het ontdooien en kan ook direct na het
ontdooien gedurende een tijd (d12) onderdrukt blijven. Tijdens en onmiddellijk na
een ontdooiing verschijnt dan de melding "-d-" op het display.
Ontdooien bij opstarten
Hier wordt gekozen of de regelaar moet beginnen met een ontdooiing na een span-
ningsuitval.
Om de temperatuur bij de S
laar ingedrukt worden.
Om een extra ontdooiing te starten, druk dan de onderste toets op de regelaar ge-
durende 20 seconden in.
Op dezelfde wijze kan een ontdooicyclus gestopt worden.
Een LED-lampje op het frontpaneel geeft weer of de ontdooiing actief is.
6
def
voeler te bekijken kan de onderste knop van de rege-
def
Manual RS8DS110 © Danfoss 09-2004
gebruikt wordt ofwel de S
out
d03
Def Interval
(0=off )
d04
Max Def Time
d05
Time Stagger
d06
Drip Off Time
d07
Fan Start Del
d08
Fan Start Temp
d09
Fan During Def
d10
Def Sen Out=0
1 = S
def
d11
Def Alarm Del
d12
Delay Display
d13
Def At Power Up
Defrost temp.
Def Start
Dient voor het handmatig starten van
een ontdooiing
Defrost Relay
Dient voor het uitlezen van de status
van het ontdooiingrelais of het relais
in "handbediening " te zetten.
EKC 201C