6.3 - Aansluiten van de noodbatterij
De besturingseenheid is voorbereid voor de installatie van de nood-
batterij mod. PS224 (optioneel accessoire): 7,2 Ah met geïntegreer-
de acculader.
Om de noodbatterij aan te sluiten, gaat u verder zoals hiernaast
wordt weergegeven.
LET OP! - De elektrische aansluiting van de noodbatterij
op de besturingseenheid mag pas worden uitgevoerd nadat
alle fasen van de installatie en het programmeren zijn vol-
tooid, omdat de batterij een noodstroomvoorziening is.
6.4 - Aansluiten van het status- en diagnoselampje
De besturingseenheid is ingesteld voor het aansluiten van een lampje
van 24 V - 5 W max op de klem "lampje" van de drukknopkaart aan
de binnenkant van het deksel van de box (zie fig. aan de zijkant:
klem 1 -, 2 +).
Het "lampje" kan op hetzelfde deksel van de box worden geïnstal-
leerd door een gat te maken of aan de buitenkant van de besturing-
seenheid op een maximale afstand van 2 m.
LET OP - De uitgang is niet beveiligd tegen kortsluiting.
Dit "lampje" werkt als volgt:
- uit = wanneer de veiligheidsketting open is (ing ALT, rode STOP-
knop of ontgrendelen)
- knipperend (0,5 s AAN, 0,5 s UIT) = wanneer correct werkend
- gedrag met dezelfde diagnose van de rode OK-LED = in geval van
gedrag waarvoor een diagnose nodig is.
6.5 - Vergrendeling van de commando's Open en Close
(met gebruik van de knoppen op het deksel van
de box)
Op de drukknoppenkaart aan de binnenzijde van het deksel van de
box bevindt zich een tweewegs DIP-switch waarmee u de werking
van de knoppen Open en Close kunt activeren.
- Stand OFF = de knoppen zijn gedeactiveerd.
- Sta nd ON = de knoppen zijn actief.
LET O P - De STOP-knop is altijd actief.
LET OP - Om de inleerprocedures uit te voeren, moe-
ten de DIP-switches worden geactiveerd om de toetsen te
gebruiken.
7
DIAGNOSTIEK
7.1 - Signaleringen bij inschakeling
Als de besturingseenheid is ingeschakeld, is het gedrag van de OK-LED significant, zoals weergegeven in Tabel 5; in het bijzonder:
- als het inleren van de openings- en sluitingsstanden correct is
- als het inleren van de veiligheidsinrichting (contactrand) correct is en het type apparaat is herkend.
Signalering bij inschakeling van de besturingseenheid
Blanco geheugen (geen stand en veiligheid verworven)
Verworven standen en STOP 8.2KΩ
Verworven standen en STOP OSE
Motor met elektromechanische eindaanslag
Motor met incrementele encoder
Motor met absolute encoder
Na de signaleringen in Tabel 5 geeft de besturingseenheid mogelijke fouten weer: zie paragraaf 7.2.
7.2 - Diagnostiek
Enkele inrichtingen zijn ingesteld om signalen uit te zenden, die het mogelijk maken om de werkingsstatus of eventuele storingen te herkennen.
Tabel 6 beschrijft de verschillende signaleringen met de oorzaak en de oplossing; de signaleringen worden gemaakt via kleurencombinaties, de OK-LED knippert
en een knipperlicht aangesloten op de uitgangen van de besturingseenheid, speciaal geprogrammeerd.
10 – Nederlands
1
2
-
+
TABEL 5
Gedrag van de OK-LED
Knippert snel gedurende 5 seconden - groen
1 keer langzaam knipperen - rood
2 keer langzaam knipperen - rood
1 keer langzaam knipperen - groen
2 keer langzaam knipperen - groen
3 keer langzaam knipperen - groen
ON
OFF