Papier en ander afdrukmateriaal
5.
Buig de vellen naar voren en achteren en waaier ze uit voordat u de randen van de stapel op een
plat oppervlak uitlijnt. Hierdoor worden vellen die aan elkaar plakken gescheiden en de kans op
papierstoringen verkleind.
Opmerking:
Haal het papier pas uit de verpakking als u het gaat gebruiken. Zo worden
papierstoringen voorkomen en loopt het papier niet vast.
6.
Plaats het papier in de lade. Voer een van de volgende handelingen uit:
−
Voor invoer met de lange kant eerst plaatst u briefhoofdpapier en voorbedrukt papier met
de beeldzijde omlaag en met de bovenrand naar voren. Plaats geperforeerd papier met de
gaatjes aan de linkerkant.
−
Plaats etiketten met de beeldzijde omhoog en de bovenkant naar de voorzijde van de lade
gericht.
−
Voor invoer met de korte kant eerst plaatst u briefhoofdpapier en voorbedrukt papier met
de beeldzijde omlaag en met de bovenrand naar links. Plaats geperforeerd papier met de
gaatjes aan de achterkant.
−
Plaats de etiketten met de beeldzijde omhoog en met de bovenrand naar rechts.
Opmerking:
Zorg dat het papier niet boven de maximumvullijn uitkomt. Als u te veel
afdrukmateriaal in de lade plaatst, kunnen er storingen optreden.
52
WorkCentre 7800-serie-multifunctionele printer
Handleiding voor de gebruiker