3
3.2 Doelgericht gebruik
•
De buisinstallatie dient uitgevoerd te worden als een
gesloten kringloop.
•
De installatie werkt met het solaire warmtedraagme-
dium Tyfocor L met anti-vriesbescherming tot - 30° C.
Andere warmtedragers mogen enkel gebruikt worden
na voorafgaandelijk overleg met de firma Weishaupt.
•
De installatie mag alleen opgebouwd en bedreven
worden volgens de voorziene schakelvarianten
(
hfst. 4.4).
•
Alle delen van de installatie (niet in de leveringsom-
vang van -weishaupt-) moeten geschikt zijn voor de
werking met het warmtedraagmedium en berekend
zijn voor de aangegeven maximum temperaturen.
3.3 Functie van de installatie
Door de zonnestraling wordt in de collector (WTS-F) het
warmtedraagmedium in een gesloten kringloop
opgewarmd.
De temperatuurvoeler in het collectorveld brengt de
temperatuur naar de solaire regelaar over.
Via het leidingssysteem (WLSol) en de armaturengroep
(WHPSol 20) wordt warmte naar de waterverwarmer
(WASol / WES) toegevoerd.
De circulatiepomp wordt aangestuurd door de solaire
regelaar (WRSol), in functie van de verschil-
temperatuurregeling. Als de temperatuur van de collector
de temperatuur in de waterverwarmer overschrijdt (boiler
diff. aan), dan wordt de pomp ingeschakeld.
Ligt de temperatuur van de collector echter lager dan een
tweede instelbaar temperatuurdifferentieel (boiler diff. uit),
dan wordt de pomp uitgeschakeld (geen of slechts weinig
zonnestraling).
8
•
Het expansievat moet aangesloten worden overeen-
komstig de geldende voorschriften en de voordruk
moet ingesteld worden op de specifieke waarden van
de installatie (
hfst. 6.1).
•
Tussen collector en expansievat mogen geen afsluit-
ventielen ingezet worden om een drukvereffening te
verzekeren (uitgezonderd afsluitkranen).
•
De installatie moet voor de inbedrijfname op dichtheid
gecontroleerd worden.
•
De installatie moet bij de inbedrijfname gespoeld en
ontlucht worden (
hfst. 6).
Wordt bij sterke zonnestraling geen of slechts weinig
warm water verbruikt (b.v. vakantie), dan wordt de pomp
uitgeschakeld bij het overschrijden van de maximaal
toegelaten warmwatertemperatuur van de waterverwarmer
of van de maximum temperatuur (130° C) van de collector.
Blijft de temperatuur in de collector verder stijgen, dan
ontstaat een gasbel welke het warmtedraagmedium uit de
collector drukt. De collector schakelt zichzelf fysisch af.
Daalt de temperatuur in de collector opnieuw, dan
condenseert de gasbel en de collector vult zich met het
warmtedraagmedium. Van zodra de temperatuur in de
waterverwarmer opnieuw gedaald is, gaat de pomp in
werking (
Handleiding WRSol).