4.5 Eisen voor de dakconstructie :
1. Dakhelling
De collectoren kunnen bedreven worden onder een
plaatsingshoek van 15° tot 70°. Bij de toebehoren-set
indak zijn er voor dakhellingen van 18° - 23° speciale
uitvoeringen van de indekplaat.
2. Dakindekkingen
Voor de keuze van de toebehoren-set indak kan over het
algemeen een onderscheid gemaakt worden tussen daken
met dakpanlatten met achterverluchting en daken zonder
achterverluchting. Bij daken zonder achterverluchting
wordt een uitvoering met leien aanbevolen, waarbij de
dakhaken direct op de betimmering kunnen
vastgeschroefd worden.
3. Wind- en sneeuwlast
Bij opdak- en indakcollectoren gelden maximaal toelaat-
bare wind- en sneeuwlasten (
gegevens). Over het algemeen doet het indaksysteem bij
hogere wind- en sneeuwlast ook dienst als opdaksysteem.
Bij afwijkingen moet overleg gepleegd worden met de
firma Weishaupt.
4. Toestand dakconstructie
•
De dakconstructie moet in onberispelijke staat zijn.
•
De daksparren en daklatten mogen bij de bevestiging
van de dakhaken resp. montagerails geen barsten
vertonen.
•
Bij onvoldoende draaglast van de dakconstructie moet
eventueel een versterking van de onderconstructie
voorzien worden.
hfst. 8, technische
Bij de toebehoren-set vlakdak is een opstand van 45°
inbegrepen, welke bouwzijdig tot op de gewenste
hellingshoek kan verlengd worden.
Opmerking :
Bij de standaarduitvoering indak moet er
op gelet worden dat de dakpannen evtl.
moeten aangepast worden qua dek-
breedte en deklengte.
Opmerking :
Bij de indakmontage met schubdakpan-
nen moet er op gelet worden dat de
zijdelingse dakpannen in functie van de
dekbreedte met 1/2 dakpan vervol-
ledigd, beveiligd en evt. aangepast
moeten worden.
Cementafzettingen uit betonnen pannen
kunnen de oppervlaktestructuur van alu-
minium indekplaten beïnvloeden. Wij
raden aan, in het bijzonder in verbinding
met nieuwe betonnen dakpannen, de uit-
voering "gelakte plaat" te gebruiken. Om
corrosieschade te vermijden moeten
koperplaten boven de collectorvelden
vermeden worden.
Met betrekking tot de plaatselijk geldende wind- en
sneeuwlasten (volgens DIN 1055-T4 en T5) moeten
volgende punten gecontroleerd worden :
•
steunlasten van collectoren en onderconstructie
•
draagvermogen van het dak en de steunpunten van de
installatie
•
verhoogde windlast bij vrijstaande collectoren of een
bijkomende opstand op het dak
(
montagehandleiding vlakdak horizontaal).
4
17