Indien een set vooringestelde parameters wordt
geladen die niet met de werkelijke confi guratie van de
slagboom overeenkomt, kan het automatisch systeem
onherstelbaar worden beschadigd, vooral als de default
overeenkomt met een kortere lengte van de boom dan
die hij in werkelijkheid heeft.
5.3 Menu BUS-accessoires
Op de kaart E680 kunnen maximaal 8 paar BUS-fotocellen worden
aangesloten. Om door de kaart E680 te worden waargenomen en
beheerd, moeten de op de kaart aangesloten bus-voorzieningen in
het geheugen van de kaart worden opgeslagen. Handel als volgt om
dat te doen:
•
schakel de voeding naar de kaart uit.
•
installeer en programmeer de accessoires met het gewenste
adres, afhankelijk van de gewenste functie (zoals in paragraaf
4.1.2).
•
schakel de voeding naar de kaart in.
•
ga naar de Basisconfiguratie zoals aangegeven in paragraaf 5.1
•
bij de programmeerstap
weergegeven, waarmee wordt aangegeven dat er geen bus-
voorzieningen zijn opgeslagen.
•
houd om de voorziening te registreren de knoppen + en -
minstens 5 seconden tegelijk ingedrukt (gedurende deze tijd
no
knippert het woord
)
•
aan het einde van de procedure zal als bevestiging de letter
verschijnen
•
wanneer de knoppen + en - worden losgelaten zal de actuele
status van de BUS-voorzieningen worden weergegeven, of
indien er geen BUS-voorzieningen zijn aangesloten.
Op de onderstaande afbeelding (Fig. 3) wordt aangegeven welke
segmenten van het display met de verschillende op de installatie
aansluitbare BUS-voorzieningen overeenkomen.
FSW-CL
FSW-OPEN
FSW CL: BUS-fotocellen ter bescherming van de
sluitingszone van de doorgang
OPEN: BUS – fotocellen die worden gebruikt als OPEN-
impulsgevers
b u
zal de waarde no worden
Status bus (brandt altijd)
Fig. 3
Fig. 3
Wanneer de status van de BUS-voorzieningen wordt weergegeven
kan door op de toets + te drukken het soort geregistreerde BUS-
voorzieningen worden gecontroleerd.
In de onderstaande afbeelding blijken bijvoorbeeld zowel
veiligheidsvoorzieningen voor het sluiten te zijn geregistreerd als
een paar fotocellen met impulsfunctie voor het openen:
Voor een goede werking van het automatisch systeem
moet de status van de segmenten van de digit links
overeenkomen met de afbeelding hiernaast, dat wil
zeggen, het automatisch systeem in de ruststand en
geen impulsgevers of veiligheidsvoorzieningen bezet.
Zodra de fotocellen voor het sluiten worden bezet, gaat
het onderste segment branden, zoals weergegeven in
de afbeelding hiernaast.
Indien het paar fotocellen dat als OPEN-impulsgever
fungeert wordt bezet, toont het display de configuratie
Y
van segmenten zoals weergegeven in de afbeelding
hiernaast, waarin het verticale segment oplicht, en blijven
opgelicht tot de fotocellen vrijkomen.
no
Als het paar fotocellen dat als OPEN-impulsgever
fungeert wordt bezet, wordt een commando voor het
openen van het automatisch systeem gegeven en wordt
het sluiten verhinderd tot de fotocellen vrijkomen, zoals
bij een normaal OPEN-impuls dat via klemmenbord J1
wordt gegeven (klem 3).
Het BUS-communicatiesysteem gebruikt een autodiagnosefunctie die
in staat is een verkeerde aansluiting of een verkeerde configuratie
van de BUS-accessoires te signaleren.
Het display toont de knipperende code
geval van kortsluiting in de bus-lijn, zoals in
de afbeelding. Om het probleem te verhelpen
moet worden gecontroleerd of de aansluitingen
zijn gemaakt.
Op het display wordt de knipperende code
weergegeven, zoals in de afbeelding hiernaast,
als meerdere paren fotocellen hetzelfde adres
hebben, de fotoceltest een foutmelding geeft of
in geval van een failsafe-foutmelding. Controleer
of de ingestelde waarden correct zijn, met
verwijzing naar paragraaf 4.1.2.
De status van de BUS-voorzieningen en de bijbehorende
ingangssignalen kan worden opgemaakt uit de analyse van de twee
leds DL1 (rood) en DL2 (groen), waarmee onmiddellijk kan worden
nagegaan of de BUS-communicatie actief of gestoord is, en of er
ingangen actief zijn of niet. De statussen van de leds verwijzen naar
de tabellen op de volgende pagina.:
11
cc
in
Er
DL1 DL2
J6
1
2