Installatie en Onderhoud
BC3150
5.5. Sonde in de spuileiding of condensaatleiding
– CP10
Bij de meeste toepassingen dient de aanwezige bedrading van de
CP10 (1,25 m) verlengd te worden. Indien dit niet nodig is, dient u
de klemmen 50 & 51 en 52 & 53 te verbinden.
Terwijl geleiders in paar aan de sonde gekoppeld zijn, compen-
seert de vieraderige kabel voor spanningsval in de kabel.
5.6. Sonde in de stoomketel – CP30
Gebruik een 4-aderige, afgeschermde kabel, om spanningsverlie-
zen te vermijden.
Terwijl geleiders in paar aan de sonde gekoppeld zijn, compen-
seert de vieraderige kabel voor spanningsval in de kabel.
Nota : indien de bedrading van de TP20 (Pt100 van het BCS-
systeem) verlengd dient te worden is een verdeeldoos en 3-
aderige, afgeschermde kabel vereist waarbij normaalgezien twee
draden dezelfde kleur hebben.
5.7. Vierdraads Pt100
Een vierdraadssensor heeft twee draden van één kleur, en nog
twee draden van een andere kleur. Verbindt twee draden van
eenzelfde kleur aan de verdeeldoos en verbindt deze ook aan klem
56. Verbindt één van de overblijvende twee draden van dezelfde
kleur aan klem 57 en de andere aan klem 58.
5.8. Temperatuur sensor bedrading
Voor de TP20, wanneer de kabel langer moet zijn dan de
geleverde 1,25m, een verdeeldoos en 3 draadse afgeschermde
kabel is vereist. De kleurcode voor de sensor bedrading varieerd,
maar een drie-draadse sensor zal normaal gezien 2 draden in een
kleur, en 1 draad in een ander kleur hebben.
IM-P403-88 / AB-BEn-05
- 11 / 20 -