Bellen
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het voeren van telefoongesprekken en over
de diverse beschikbare opties tijdens een gesprek.
Voordat u kunt bellen
Controleer voordat u belt of de telefoonfunctie is ingeschakeld. U kunt de
telefoonstatus controleren via het pictogram rechts van het Meldingsgebied.
Opmerking: De kleuren van status- en meldingpictogrammen kunnen verschillen.
Pictogram Beschrijving
Verbonden met het netwerk: U kunt bellen.
Vliegtuigmodus: Draadloze verbindingen verbroken (Wi-Fi, Bluetooth, 2G en
3G). Schakel de vliegtuigmodus uit voordat u probeert te bellen.
Bellen
Opmerking: De telefoonfunctie moet worden ingeschakeld voordat kan worden gebeld.
1. Tik in het Beginscherm op Telefoon om de
schermtoetsen te openen.
2. Voer het nummer in dat u wilt draaien.
3. Tik op
om het nummer te bellen.
4. Tik op
om het gesprek te beëindigen.
Als het gewenste contact wordt weergegeven, tikt u op de
contactnaam om te bellen.
Een nummer bellen vanuit
Oproepgeschiedenis
De oproepgeschiedenis kan worden geopend door te
tikken op het tabblad Oproepgeschiedenis. Het toont
recent ontvangen, gebelde en gemiste oproepen.
Tik op het pictogram van de telefoon om nogmaals te
bellen. Tik op het nummer of de naam van de contact om de details van het
gesprek weer te geven. Tik terwijl de details van een gesprek worden weergegeven
op de knop Menu voor andere opties: Verwijderen uit oproeplogboek; Nummer
bewerken voor bellen.
Gemiste oproepen weergeven
Gemiste oproepen worden aangegeven op de gesprekindicator in het
Meldingsgebied met het pictogram
1. Open de meldingslijst door in het Meldingsgebied te tikken. De details van de
gemiste oproepen worden dan weergegeven.
.
19