5 Elektrische aansluitingen
Algemeen
Een warmtepomp mag alleen worden aangesloten
■
met toestemming van de energieleverancier en onder
toezicht van een gekwalificeerd installateur.
Indien van een automatische zekering gebruik wordt
■
gemaakt, moet deze een motorkarakteristiek "C"
(compressorbedrijf) hebben. Zie "Technische gege-
vens" voor de maatbepaling van automatische zeke-
ringen.
De F2040 heeft geen werkschakelaar op de ingaande
■
voeding. De voedingskabel (W1) van de warmte-
pomp moet worden aangesloten op een werkscha-
kelaar met ten minste een schakelafstand van 3 mm.
Als het pand aardlekschakelaars heeft, moet de
warmtepomp van een afzonderlijke aardlekschake-
laar worden voorzien. De ingaande voeding moet
230 V 50Hz zijn en verlopen via verdeelkasten met
zekeringen.
Als er in het pand een isolatietest moet worden uit-
■
gevoerd, moet de warmtepomp worden ontkoppeld.
Communicatiekabel (W2) wordt door de achterkant
■
ingebracht via UB2.
Sluit de communicatiekabel (W2) vanaf de klemmen-
■
strook (AA23-X4) aan op het binnendeel.
Voorzichtig!
De elektrische installatie en het onderhoud
moeten worden uitgevoerd onder toezicht
van een erkend elektrotechnisch installateur.
De elektrische installatie en de bedrading
moeten conform de geldende voorschriften
worden uitgevoerd.
Voorzichtig!
Tijdens het aansluiten moet rekening worden
gehouden met de externe regeling.
Voorzichtig!
Als de voedingskabel beschadigd is, mag deze
uitsluitend worden vervangen door NIBE, zijn
servicevertegenwoordiger of een soortgelijke
erkende persoon om gevaar en schade te
voorkomen.
22
Hoofdstuk 5 |
Elektrische aansluitingen
F2040-8
AA23-X100
PWB3
AA23
AA23-S3
AA23-X4
AA23-F3
AA23-X1
PWB2
PWB1
TB
NIBE™ F2040