HANDLEIDING SIGNALPOINT PRO
5.1 Installatie en plaatsing van detectoren
Let op! De detectoren moeten worden geplaatst volgens de relevante
plaatselijke en landelijke voorschriften, normen of handelsgebruiken.
Vervang detectoren altijd door een detector van hetzelfde type.
De detector moet worden aangebracht op een plaats waar de grootste kans op de
aanwezigheid van gas bestaat. Let bij het plaatsen van gasdetectoren op de
volgende punten:
•
houd bij het plaatsen van de detectoren rekening met mogelijke schade door
natuurverschijnselen, zoals regen of overstroming;
•
zorg ervoor dat de detectoren eenvoudig bereikbaar zijn voor functionele
tests en onderhoud;
•
ga na hoe vrijkomend gas zich kan gedragen door natuurlijke of
mechanische luchtstromen.
Opmerking: de plaatsing van de detectoren moet worden bepaald op grond van
advies van deskundigen die gespecialiseerd zijn in gasdispersie, deskundigen die
bekend zijn met het verwerkingssysteem en de bijbehorende apparatuur, veiligheids-
en technisch personeel. De overeenstemming over de plaats van de detectoren moet
worden vastgelegd.
Als het scharnierdeksel van de zender geopend wordt, zijn er drie
montageopeningen zichtbaar (geschikt voor M3,5- of nr. 6-schroeven), waardoor er
geen extra montagesteunen nodig zijn. Deze montageopeningen bevinden zich
buiten de weersbestendige afdichting om aan de IP-eisen te voldoen.
Dankzij het scharnierdeksel zijn de aansluitklemmen zonder handen en ongehinderd
toegankelijk voor eenvoudige aansluiting van binnenkomende kabels. Via de
voorgeboorde ingang (LHS) met een diameter van 21mm en de doordrukingang
(RHS) met een diameter van 21mm kunnen leidingen of kabels met geschikte
pakkingen worden aangesloten.
Er moet 2-aderige, gevlochten kabel worden gebruikt om vals alarm door
elektromagnetische interferentie te voorkomen. Het gebruik van leiding- of geschikte,
technisch beschermde kabel- en compressiepakkingen wordt aanbevolen voor
gasopnemers met het oog op de veiligheid.
Voor industriële toepassingen wordt meestal een kabel met een doorsnede van 0,5
2
mm
(20 AWG) tot 1,0 mm
Een Signalpoint-detector kan als volgt worden geïnstalleerd:
1. Geef de locatie van de 3 montageopeningen aan op het montageoppervlak
aan de hand van de in onderstaande figuur weergegeven afmetingen.
2. Maak de montageopeningen klaar met de juiste bevestigingsmiddelen voor
het soort montageoppervlak en voor M3,5- of nr. 6-schroeven.
3. Open het scharnierdeksel van de zender en breng de montageopeningen in
de behuizing op een lijn met de gaten in het montageoppervlak.
4. Bevestig de behuizing aan het oppervlak met behulp van de schroeven.
2
(16 AWG) of iets dergelijks gebruikt.
7
MAN0853 Versie 3 10/08