HANDLEIDING SIGNALPOINT PRO
8 Eerste keer inschakelen
Na de installatie en bedrading van de zender moet de insteeksensor worden
aangebracht en moet de installatie visueel geïnspecteerd en elektrisch getest
worden, zoals hieronder beschreven.
Zorg ervoor dat bij de uitvoering van werkzaamheden de plaatselijke
voorschriften en procedures van de vestiging worden gevolgd. Zorg ervoor
dat het bijbehorende bedieningspaneel geblokkeerd is om vals alarm
te voorkomen. De minimale en maximale alarmniveaus van de controller
mogen niet worden ingesteld op minder dan 10% of meer dan 90% van het
Let op! De volgende procedure moet zorgvuldig worden gevolgd en mag
uitsluitend worden uitgevoerd door daarvoor opgeleid personeel
1. Controleer dat de zender het juiste type is voor de te
gebruiken insteeksensor.
2. Controleer dat de bedrading van de zender in overeenstemming is met deze
handleiding en de bijbehorende handleiding voor de bewakingsapparatuur.
3. Schroef het deksel en de borgring van de sensor los.
4. De sensor wordt geleverd in een afgedichtte pot. Verwijder de plastic
afdichtstrip en haal de deksel van de pot. Haal de sensor uit de plastic zak en
verwijder de kortsluitingsveer.
5. Steek de sensor erin en let erop dat de pinnen van de sensor in de gaten in
het verbindingsstuk steken.
Let op! Voor sensoren van giftige gassen dient voor de installatie de
kortsluitingsveer aan de onderkant van de sensor te worden verwijderd.
Voor O
-sensoren wordt geen kortsluitingsveer bijgeleverd.
2
6. Plaats de borgring en het deksel van de sensor terug. Controleer of de
pakking die tussen de sensor en de afdichtring van de sensor wordt geplaatst
zich in de afdichtring bevindt.
7. Sluit stroom aan op de bijbehorende controller die op zijn beurt stroom levert
aan de detector.
Raadpleeg vooraf de procedures voor 'onderhoud onder spanning' in
8. Het scherm van de detector toont na het opstarten eerst alle LCD-
onderdelen, vervolgens het versienummer van de software, dan het
detectiebereik en telt tot slot af naar 0. (De afteltijd varieert van 30 seconden
tot 4 minuten, afhankelijk van het sensortype). Tijdens deze opstartprocedure
blijft de stroomafgifte 4mA.
9. Na het aftellen komt de detector in de normale gebruiksstand.
10. Controleer dat de voltages van de aansluitklemmen van de zender hoger zijn
dan de minimaal vereiste waarde.
11. IJking is verplicht voor de detector gebruikt kan worden voor gasbewaking.
Raadpleeg hoofdstuk 8.3 IJking voor de juiste procedure.
Opmerking: de Signalpoint Pro-detector gaat niet aan, als hij wordt uitgeschakeld en
binnen 5 seconden opnieuw wordt opgestart.
WAARSCHUWING
volledige bereik van de detector.
WAARSCHUWING
hoofdstuk 10.1.
15
MAN0853 Versie 3 10/08