Nederlands
beschadigingen aan het
blaasventilatorhuis contact opnemen
met een geautoriseerde dealer – STIHL
adviseert de STIHL dealer
Het apparaat mag alleen in technisch
goede staat worden gebruikt – kans op
ongelukken!
In geval van nood: het snel losmaken
van de sluiting van de heupgordel
(speciaal toebehoren), het losmaken
van de schouderriem en het op de grond
plaatsen van het apparaat oefenen.
Tijdens het oefenen het apparaat niet op
de grond gooien, om beschadigingen te
voorkomen.
Motor starten
Minstens op 3 m van de plek waar werd
getankt en niet in een afgesloten ruimte.
Het motorapparaat wordt door slechts
één persoon bediend – geen andere
personen toelaten in de directe
werkomgeving – ook niet tijdens het
starten.
De motor starten zoals staat beschreven
in de handleiding.
Alleen op een vlakke ondergrond, op
een stabiele en veilige houding letten,
het apparaat goed vasthouden.
72
Als er een tweede persoon nodig is om
het apparaat op de rug van de gebruiker
te plaatsen, erop letten dat
het apparaat alleen stationair draait
–
de tweede persoon niet in de
–
uitlaatgassen staat en uitlaatgassen
inademt
de afsluiterhendel dicht staat
–
de tweede persoon niet in het
–
spuitbereik van de spuitmond staat
de tweede persoon direct na het
–
aanbrengen van het apparaat het
werkgebied verlaat
Apparaat vasthouden en bedienen
Het apparaat met beide riemen op de
rug dragen – niet over één schouder
hangen. De rechterhand richt de
blaaspijp met behulp van de
bedieningshandgreep – geldt ook voor
linkshandigen.
Alleen stapsgewijs voorwaarts werken –
de luchtuitstroomopening van de
blaaspijp altijd in het oog houden – niet
achteruit lopen – kans op struikelen!
Het apparaat en het
spuitmiddelreservoir recht houden. Niet
voorover buigen – kans op letsel door
het weglopen van vloeistof uit het
spuitmiddelreservoir!
Tijdens de werkzaamheden
De blaaspijp nooit in de richting van
andere personen gericht houden – het
motorapparaat kan kleine voorwerpen
met een hoge snelheid omhoog
slingeren – kans op letsel!
Bij dreigend gevaar, resp. in geval van
nood direct de motor afzetten –
stelhendel in stand STOP, resp. 0
plaatsen.
Het motorapparaat nooit onbeheerd
laten draaien.
Let op bij gladheid, regen, sneeuw, ijs,
op hellingen, in oneffen terrein enz. –
kans op uitglijden!
Op obstakels letten: afval,
boomstronken, wortels, greppels – kans
op struikelen!
Bij gebruik van gehoorbeschermers
moet extra omzichtig en bedachtzaam
worden gewerkt – omdat geluiden die op
gevaar wijzen (schreeuwen,
alarmsignalen e.d.) minder goed
hoorbaar zijn.
Op tijd rustpauzes nemen om
vermoeidheid en uitputting te
voorkomen – kans op ongelukken!
Rustig en met overleg werken – alleen
bij voldoende licht en goed zicht.
Voorzichtig werken, anderen niet in
gevaar brengen.
SR 200