Het goed vermengde spuitmiddel
N
via de zeef in het
spuitmiddelreservoir gieten
10L
5L
De maximale vulcapaciteit van 10 liter
(2.6 US.gal.) niet overschrijden
Dop aanbrengen en met de beide
N
handen rechtsom vastdraaien – de
dop zo vast mogelijk dichtdraaien
SR 200
Spuit-, vernevelstand
De opbrengst met het doseerstuk
N
instellen – zie "Doseerinrichting"
Afsluiterhendel openzetten – zie
N
"Doseerinrichting"
Spuiten (vernevelen) altijd met vol
N
gas
Spreidrooster
Voor het gericht vernevelen van het
spuitmiddel kan de spuitstraal qua vorm
en richting met de te monteren roosters
worden gewijzigd.
Zonder spreidrooster
Sproeistraal voor grote afstanden –
maximale spuitbreedte.
Voor het bespuiten van velden en
–
hoge planten
Voor een maximale bladpenetratie
–
Breedstraalrooster
Sproeistraal wordt verbreed en
gedempt.
Voor korte afstanden ten opzichte
–
van de plant (< 1,5 m)
Beschadigingen van planten, vooral
–
in kwetsbare stadia van de plant,
worden gereduceerd
45° spreidrooster
De sproeistraal kan in een willekeurige
richting 45° worden afgebogen.
Voor het bevochtigen aan de
–
onderzijde van het blad
Voor het verhogen van de
–
opbrengst bij het naar boven gericht
sproeien
Voor het gericht bewerken van dicht
–
boven de grond staande beplanting.
Reduceert bij het onderhands
spuiten het wegdriften van de
spuitnevel door de wind
Nederlands
85