De scherpstelling aanpassen
Scherpstellen op een geselecteerd gebied
p A h M d
U kunt scherpstellen op een door u geselecteerd gebied.
1
Druk in de opnamemodus op [m].
2
Selecteer a
Scherpstelgebied
3
Druk op [m] om terug te gaan naar de
opnamemodus.
4
Druk op [o]
[D/c/F/t] om het kader naar het
gewenste gebied te verplaatsen.
OK
Instellen
5
Druk op [o].
6
Druk op de [Ontspanknop] om een foto te maken.
•
Druk op [o] om het scherpstelgebied te wijzigen.
Als u deze functie gebruikt, kunt u opties voor Gezichtsdetectie, opties voor
serieopnamen en Smart filter-effecten niet instellen.
Meebewegende autofocus gebruiken
p A h M d
Met Tracking AF kunt u het onderwerp volgen en automatisch
scherp in beeld houden, ook wanneer u beweegt.
1
Keuze AF.
2
3
4
Opnameopties
Druk in de opnamemodus op [m].
Selecteer a
Scherpstelgebied
Druk op [m] om terug te gaan naar de
opnamemodus.
Stel scherp op het onderwerp dat u wilt volgen en druk
op [o].
•
Er verschijnt een scherpstelkader rond het onderwerp dat het
onderwerp volgt als u de camera beweegt.
•
Een wit kader betekent dat de camera het onderwerp volgt.
•
Een groen kader betekent dat het onderwerp scherp in beeld
is wanneer u de [Ontspanknop] half indrukt.
54
Tracking AF.