Inhoudsopgave
Advertenties
4.4.2
Oppervlaktetemperatuur – Ts
De tweede parameter, Ts, is de oppervlaktetemperatuur. De sensor voor
het meten van de oppervlaktetemperatuur bevindt zich aan de uiterste top
van het instrument en heeft een rubberen tip.
Plaats de rubberen sensortip van de oppervlakte sensor tegen het
oppervlak, in een hoek van 90 graden, en houdt deze in positie totdat de
waarde stabiel is.
Een licht contact met het oppervlak is voldoende. GEBRUIK GEEN
OVERDADIGE KRACHT!
Gebruik van kracht versnelt de meting niet en zal de nauwkeurigheid niet
beïnvloeden, maar kan wel slijtage of beschadigingen aan de sensortip
veroorzaken. Schuif de sensor niet over het oppervlak.
4.4.3
Omgevingstemperatuur – Ta
De derde parameter is de omgevingstemperatuur. De sensor die gebruikt
wordt om omgevingstemperatuur te meten bevindt zich achter het rooster
bovenaan de meter. De sensor meet de temperatuur van zijn directe
omgeving. Het is belangrijk om dingen die mogelijk een effect kunnen
hebben op de lucht temperatuur bij de sensor weg te houden, zoals
vingers.
Tevens adviseren wij u om het instrument tijd te geven om te
acclimatiseren, als u het verplaatst van een koude naar een warme
omgeving en omgekeerd.
4.4.4
Dauwpunttemperatuur – Td
De vierde parameter is de berekende dauwpunttemperatuur, deze is
afgeleid van de omgevingstemperatuur en de relatieve vochtigheid.
Oppervlakken met een temperatuur onder dit dauwpunt zullen bedekt zijn
met condens/vocht.
22
Advertenties
Inhoudsopgave
