POSITECTOR 6000 SPG SURFACE PROFILE GAUGE
SP6029
1 INTRODUCTIE
De PosiTector Surface Profile Gage (SPG)(oppervlakte ruwheid meter) is een
handzaam electronisch instrument die de piek-dal hoogte van het ruwheids profiel van
schoon gestraalde oppervlakken meet. Het bestaat uit een body (Standard of
Advanced) en een probe. Deze korte handleiding vat de basis functies van het
instrument samen.
De PosiTector SPG wordt gestart door op de centrale navigatie
knop in te
drukken. Om de batterij te sparen schakelt het instrument na ca 5 minuten automatisch uit. Alle instellingen
blijven behouden.
1. Verwijder de beschermende plastic kap van de probe.
2. Start de meter door op de centrale navigatie
knop te drukken.
3. Plaats de glasplaat op een vlakke en stabiele ondergrond. Neem enige metingen. Indien het gemiddelde groter
is dan ± 5 μm (0.2 mil), stel het instrument dan op nul. (zie sectie 4).
4. Plaats nu de probe PLAT op het te meten oppervlak zodat de tip van de probe in het dal van het ruwheidsprofiel
valt. Houdt hem stil, de meter zal twee maal een piep geven en de meting op het scherm tonen.
5. Til de probe op van het oppervlak tussen de metingen, beslist niet schuiven tussen de metingen.
2 SNELSTART
Alvorens een probe van de body te wisselen dient u het instrument uit te schakelen. Schuif nu de plastic probe
connector horizontaal (in de richting van de pijl) weg van de body. Monteer een nieuwe probe in omgekeerde
richting. Eenmaal aangeschakelt herkend de PosiTector automatisch welk probe type aangesloten is en doet een
zelf test. De geleverde tip heeft een 60° hoek welke aan de meeste standaarden voldoet inclusief de
ASTM D 4417 B. Een optionele 30° tip met vervangings gereedschap is beschikbaar voor speciale applicaties of
om aan de Australische Standaard AS 3894.5 te voldoen.
3 VERIFICATIE VAN DE NAUWKEURIGHEID
De nauwkerigheid van het instrument wordt geverifieerd door gebruik te maken van de meegeleverde metaalfolie
en de glazen nulplaat. Zorg dat het glas- en de metaalfolie schoon zijn voor deze te gebruiken.
Plaats de glasplaat op een stabiele en vlakke ondergrond. Neem enige metingen. Indien het gemiddelde groter is
dan ± 5 μm (0.2 mil), stel het instrument dan op nul (zie hieronder). Vervolgens plaats je de metaalfolie op de
glasplaat en meet, ervoor zorgend dat de naald het glas raakt tussen de randen van de folie.
Het gemiddelde uit verschillende metingen dient binnen de gecombineerde toleranties van meter en folie te
liggen. Indien niet, zie retourneren voor service(sectie 8). Metrisch voorbeeld: tolerantie van de meter is ± 5% of
±5 μm hetgeen het grootst is. De tolerantie van de 76 μm folie is ± 5 μm. Dit houdt in dat de middelwaarde van
meerdere metingen tussen 66 en 86 microns dient te liggen.
4 NULSTELLING VAN HET INSTRUMENT
De PosiTector SPG heeft alleen een instelpunt bij nul. Het nulpunt kan op twee manieren ingesteld worden.
Beide manieren zijn te vinden onder de optie NUL in het menu.
1 |