10 Foutopsporing
De volgende fouten mogen enkel door gekwalificeerde vaklui verholpen worden:
Code
Oorzaak
Veiligheidsafschakeling condensor
27
Ontdooiing wordt afgebroken wanneer de
temperatuur aan de vertrekvoeler (LWT) <7°C
Verdampingstemperatuur in het koelbedrijf te
27.1
laag
Verdampingstemperatuur in het ontdooibedrijf te
27.2
laag
Vertrektemperatuur in het koelbedrijf te laag
27.3
Vertrektemperatuur in het ontdooibedrijf te laag
27.4
Compressor kan niet worden gestart
28
28.1
Koelmiddelvoeler binnen (B8) of
29
warmtewisselaar-druksensor binnen (B12)
defect
Warmtewisselaar-druksensor binnen (B12)
30
temperatuur > 60°C
Koelmiddelvoeler binnen (B8) duidt
ongeloofwaardige waarden aan.
Verdamper oververhit
30.1
Condensor oververhit
30.2
Koelmiddelvoeler binnen (B8) duidt
31
ongeloofwaardige waarden of
toepassingsgrenzen aan
Veiligheidsuitschakeling
31.1
Compressor bereikt bedrijfslimiet
Toepassingsgrenzen overschreden
Buitenvoeler toont onplausibele waarde
Koelmiddelvoeler binnen (B8) toont
onplausibele waarde
Vertrekvoeler LWT (B4) toont onplausibele
31.2
waarde
Veiligheidsuitschakeling
31.3
Condensor defect
Inverter oververhit
31.4
Warmtepomp start opnieuw wanneer de tempe-
ratuur onder 60°C zakt
83330107 1/2023-09 Ch
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Lucht/water-warmtepomp Splitblock® WSB 12 ... 18 (binnenunit)
106-132
Oplossing
Condensor wordt beschermd tegen bevriezen.
Debiet in primaire kring aanpassen.
Evt. overstroomventiel aanpassen.
Stookcurve aanpassen.
Spanningsvoorziening van de
verwarmingselementen van de elektrische
verwarming verzekeren.
Ervoor zorgen dat er minstens 60 liter water
water in de stookkringen onafsluitbaar ter
beschikking staat.
Druksensor warmtewisselaar binnn (B12)
controleren.
Buitenunit 5 minuten buiten spanning
plaatsen.
Als de fout ondanks het heropstarten blijft
optreden:
Controlebox in de buitenunit vervangen.
Weerstanden van de compressor controleren.
Voeler en leiding controleren, evt. vervangen.
Plausibiliteit van de temperatuurwaarden
controleren.
Koelkring controleren.
Controleren of de verhouding van de tempera-
tuur tussen koelmiddelvoeler binnen (B8) en
warmtewisselaar-druksensor binnen (B12)
plausibel is (onderkoeling).
Waterkringloop op verontreiniging controleren.
Plausibiliteit van de temperatuurwaarden
controleren.
Koelkring controleren.
Voeler en leiding controleren, evt. vervangen.
Vertrrektemperatuur controleren.
Koelkring (condensor) controleren.
De inverter wordt gekoeld door de luchttoevoer
van de ventilator. De temperatuurvoeler (HST) is
geplaatst aan de koelvinnen van de inverter.
Ventilator controleren.
Luchttoevoerbereik naar de schakelkast
controleren.
Evt. koelvinnen reinigen.