5
Montage in combinatie met geïntegreerde warmtepompmanager
5.1
Bevestiging
Afbeelding 2: Montage passieve koelmodule bij toestellen met geïntegreerde
warmtepompmanager
5.2
Elektrische aansluiting
5.2.1
Stroomvoorziening
De aansluiting van de stroomvoorziening gebeurt via een
door de klant te leveren kabel in het toestel aan de klem-
men X1-1: L/N/PE
5.2.2
Busverbinding met de geïntegreerde warmtepompmanager
Door de elektrische verbinding van de warmtepompma-
nager met de passieve koelmodule wordt de aanwezige
manager uitgebreid met de bedrijfsmodus koelen (evt.
software-update nodig).
Passieve koeling
X 1-4
T+ / T- /GND
OPMERKING
Bij gebruik met reversibele warmtepompen moet aan het
passieve koelstation de brug "A" verwijderd worden.
452115.66.31 · 06/2015 · Rei
Installatievoorschriften voor de installateur
WPM EconPK
5 Montage in combinatie met geïntegreerde warmtepompmanager
Warmtepompmanager
X1-6
indien niet voorhanden
3 / 4 / GND
N1 - J23
indien niet voorhanden
E+ / E- / GND
N1 - J26
indien niet voorhanden
+ / - / GND
field Card
+ / - / GND
De regelaar wordt met de meegeleverde 3 schroeven en
pluggen (6 mm) zo aan de wand bevestigd dat de aanra-
kingsbeveiliging gegarandeerd is. Opdat de regelaar niet
vervuild of beschadigd wordt, moet als volgt te werk ge-
gaan worden:
Plug voor het bovenste bevestigingsoog op bedie-
ningshoogte aanbrengen.
Schroef zo ver in de plug schroeven dat de regelaar
nog ingehangen kan worden.
Regelaar aan het bovenste bevestigingsoog inhangen.
Positie van de zijdelingse bevestigingsogen markeren.
Regelaar opnieuw uithangen.
Plug voor de zijdelingse bevestigingsogen aanbren-
gen.
Regelaar van boven opnieuw inhangen en vastschroe-
ven.
Elke voeler moet met een slangklem op de overeenkom-
stige buis bevestigd worden. De aankoppelplaats op de
buis moet op voorhand gereinigd en dun met warmtege-
leidende pasta ingesmeerd worden.
De verbinding gebeurt ter plaatse met een kabel van 2 x
0,5 mm², afgeschermd met een maximale lengte van 50
m. De verbindingskabel moet naargelang de warmte-
pompmanager via een juiste aansluitmatrix worden ver-
bonden:
De beide uitbreidingsmodules N17.1 en N17.3 hebben
respectievelijk de adressen 1 en 3. De adressen zijn al
aan de DIP-schakelaars van de uitbreidingsmodules
vooringesteld.
4