4
Montage in combinatie met aan de wand gemonteerde warmtepompmanager
4.1
Bevestiging
Afbeelding 1: Montage passieve koelmodule in combinatie met aan de wand
gemonteerde warmtepompmanager
4.2
Elektrische aansluiting
4.2.1
Stroomvoorziening
De stroomvoorziening voor de aan de wand gemonteerde
module gebeurt via de klemmen X1-1 (L/N/PE).
4.2.2
Busverbinding met de externe warmtepompmanager
De dataverbinding tussen de uitbreidingsmodules en de
warmtepompmanager gebeurt volgens Hoofdst. 5.2.2 op
p. 4. De beide uitbreidingsmodules N17.1 en N17.3 heb-
ben respectievelijk de adressen 1 en 3. De adressen zijn
al aan de DIP-schakelaars van de uitbreidingsmodules
vooringesteld.
452115.66.31 · 06/2015 · Rei
Installatievoorschriften voor de installateur
WPM EconPK
4 Montage in combinatie met aan de wand gemonteerde warmtepompmanager
De regelaar wordt met de meegeleverde 3 schroeven en
pluggen (6 mm) zo aan de wand bevestigd dat de aanra-
kingsbeveiliging gegarandeerd is. De koelmodule moet
rechts tegen de warmtepompmanager worden geplaatst
(afstand behuizing < 0,5 cm). Opdat de regelaar niet ver-
vuild of beschadigd wordt, moet als volgt te werk gegaan
worden:
Plug voor het bovenste bevestigingsoog op bedie-
ningshoogte aanbrengen.
Schroef zo ver in de plug schroeven dat de regelaar
nog ingehangen kan worden.
Regelaar aan het bovenste bevestigingsoog inhangen.
Positie van de zijdelingse bevestigingsogen markeren.
Regelaar opnieuw uithangen.
Plug voor de zijdelingse bevestigingsogen aanbren-
gen.
Regelaar van boven opnieuw inhangen en vastschroe-
ven.
Elke voeler moet met een slangklem op de overeenkom-
stige buis bevestigd worden. De aankoppelplaats op de
buis moet op voorhand gereinigd en dun met warmtege-
leidende pasta ingesmeerd worden.
3