Alarmgrenswaarden instellen
1. Druk op de toets SET (6), tot de indicatie Bovenste
alarmgrenswaarde (16) knippert.
2. Selecteer de bovenste alarmgrenswaarde met de
toetsen Scan (4) en LED (5).
3. Druk opnieuw op de toets SET (6), voor het opslaan van de
instelling.
ð In de meetwaardeweergave (13) knippert de waarde ON
of OFF.
ð De indicatie Bovenste alarmgrenswaarde (16) knippert.
4. Activeer / deactiveer de bovenste alarmgrenswaarde met
de toetsen Scan (4) en LED (5).
ð Wordt ON in de meetwaardeweergave (13)
weergegeven, is de bovenste alarmdrempel
geactiveerd.
ð Wordt OFF in de meetwaardeweergave (13)
weergegeven, is de bovenste alarmdrempel
gedeactiveerd.
5. Druk opnieuw op de toets SET (6).
ð De indicatie Onderste alarmgrenswaarde (17) knippert.
6. Selecteer de onderste alarmgrenswaarde met de
toetsen Scan (4) en LED (5).
7. Druk opnieuw op de toets SET (6), voor het opslaan van de
instelling.
ð In de meetwaardeweergave (13) knippert de waarde ON
of OFF.
ð De indicatie Onderste alarmgrenswaarde (17) knippert.
8. Activeer / deactiveer de onderste alarmgrenswaarde met
de toetsen Scan (4) en LED (5).
ð Wordt ON in de meetwaardeweergave (13)
weergegeven, is de onderste alarmdrempel geactiveerd.
ð Wordt OFF in de meetwaardeweergave (13)
weergegeven, is de onderste alarmdrempel
gedeactiveerd.
9. Druk op de toets SET (6), voor terugkeer naar de
meetfunctie.
ð De alarmgrenswaarden en de instellingen zijn
opgeslagen.
Weergave eenheid °C / °F omschakelen
Info
De temperatuur wordt vanuit de fabriek in °C
weergegeven.
Ga als volgt te werk, voor het omschakelen van de eenheid voor
de temperatuur voor het apparaat:
1. Druk vijf keer op de toets SET (6), tot de
indicatie Temperatuureenheid (12) knippert.
2. Selecteer de gewenste eenheid met de toetsen Scan (4)
en LED (5).
3. Druk opnieuw op de toets SET (6), voor het opslaan van de
instelling.
8
Onderhoud en reparatie
Batterij vervangen
Het vervangen van de batterij is nodig, als de
indicatie Batterij (14) een lege batterij aangeeft of als het
apparaat niet meer kan worden ingeschakeld (zie hoofdstuk
batterij plaatsen).
Reiniging
Reinig het apparaat met een licht vochtige, zachte en pluisvrije
doek. Zorg dat geen vocht in de behuizing kan binnendringen.
Gebruik geen sprays, oplosmiddelen, alcoholhoudende
reinigingsmiddelen of schuurmiddelen, maar uitsluitend schoon
water voor het bevochtigen van de doek.
Reinig de temperatuurvoeler (7) na elke meting. Verwijder indien
nodig resten van het meetgoed, voordat u de
temperatuurvoeler (7) weer inklapt.
Reparatie
Wijzig het apparaat niet en bouw geen reserveonderdelen in.
Neem voor reparaties en controles van het apparaat contact op
met de fabrikant.
Fouten en storingen
Het apparaat is tijdens de productie meerdere keren op een
goede werking getest. Mochten er desondanks storingen
ontstaan, controleer het apparaat dan op basis van de volgende
lijst.
Weergave-elementen op het display zijn nog maar zwak
zichtbaar of flikkeren:
• Controleer de laadtoestand van de batterij. Indien nodig de
batterij vervangen, zie hoofdstuk batterij plaatsen.
• Controleer de correcte plaatsing van de batterij. Let op de
juiste positie van de polen.
Het apparaat toont ongeloofwaardige meetwaarden:
• Controleer de laadtoestand van de batterij. Indien nodig de
batterij vervangen, zie hoofdstuk batterij plaatsen.
• Controleer de correcte plaatsing van de batterij. Let op de
juiste positie van de polen.
voedselthermometer BP2F
NL