Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Zorg Voor De Ademhaling; Zorg Voor De Bloedsomloop - jablotron BM-02 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

Indien er geen ademhaling is, herhaal de afzonderlijke stappen 1 tot 3
keer en zorg ervoor dat er spoedeisende medische hulp wordt ingescha-
keld of bel 112.

3. ZORG VOOR DE ADEMHALING

Stel vast door te luisteren en te kijken, of het kind ademt (afb. 5).
Als u vaststelt, dat het kind niet ademt, begin onmiddellijk met de
kunstmatige beademing, zorg tegelijkertijd dat de spoedeisende me-
dische hulp opgeroepen wordt via het alarmnummer 112.
Houdt met één hand, die u op het voorhoofd van het kind legt, zijn
hoofd licht naar achteren gebogen, hef met uw andere hand zijn kin
omhoog en omsluit met uw mond de lippen en neus van het kind. En
blaas 1-1,5 seconden rustig adem in de mond van het kind. (afb. 6).
Geef in totaal 5 beademingen, zoals hierboven beschreven.
Of uw beademing effectief is, herkent u aan de beweging van de borst-
kas: bij het uitblazen moet zich de borstkas zich merkbaar naar boven
bewegen, bij het inademen naar beneden.
Let op het volume van de ingeblazen lucht, dit mag noch te klein
(de borstkas beweegt niet) noch te groot (de adem inhoud van uw
mond) zijn - dit zou een verwonding aan de longen van het kind tot
gevolg kunnen hebben en de gezondheidstoestand van het kind zou
nog slechter kunnen worden. De borstkas moet ongeveer zodanig
bewegen alsof het kind zelf spontaan zou ademen.
Verricht de kunstmatige beademingen bij een pasgeborene met een
frequentie van 30 beademingen per minuut (1 beademing per 2
seconden), bij een kind 20 beademingen per minuut (1 beademing
per 3 seconden).

4. ZORG VOOR DE BLOEDSOMLOOP

Als u geen tekenen van bloedsomloop vaststelt (beweging, hoesten en
ademhaling), begin onmiddellijk met hartmassage.
Het kind moet altijd op zijn rug liggen op een harde ondergrond.
Plaats de vingertoppen van uw wijsvinger en middelvinger op het mid-
den van het borstbeen – ongeveer 1,5 cm onder de verbindingslijn van
de tepels (afb. 7). U kunt ook de borstkas met uw handen omspannen
en het borstbeen met gekruiste duimen of 2 vingers indrukken (afb.
8).
Druk de borstkas 2-3cm in.
De frequentie van de compressies bij pasgeborene is 120/min, bij een
kind 100/min.
De resuscitatie wordt bij een pasgeborene uitgevoerd in de verhouding
1 beademing: 3 compressies van de borstkas. Bij een kind is de ver-
houding 2 beademingen: 30 compressies van de borstkas, indien er
alleen één hulpverlener is. De verhouding 2 beademingen: 15 compres-
sies van de borstkas, indien er 2 hulpverleners zijn. Voeg tussen de
individuele compressies een korte onderbreking in om de beademing
uit te voeren.
Controleer na elke 3–5 cycli, of de ademhaling en de bloedsomloop
hersteld zijn.
NL
Afb. 5
Afb. 6
Afb. 7
Afb. 8
9
MFV53617

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave