Veiligheidsvoorschriften
3.
Veiligheidsvoorschriften
Dit hoofdstuk geeft informatie betreffende algemene veiligheidsvoorschriften. Dit hoofdstuk is
bestemd voor de eigenaar, de bediener en de onderhoudsmonteur van de machine. Lees dit
hoofdstuk aandachtig door vóór ingebruikname van of het uitvoeren van
onderhoudswerkzaamheden aan de machine.
3.1.
Veiligheidsvoorzieningen
3.1.1. Algemeen
Voor exacte locatie van de verschillende voorzieningen zie
Figuur 4.2-1
Het is ten strengste verboden veiligheidsvoorzieningen te verwijderen of op
welke wijze dan ook buiten werking te stellen.
3.1.2. Noodstop
De machine is uitgevoerd zonder noodstopvoorziening.
Een noodstop draagt bij de machine niet bij tot een veiligere werksituatie.
3.1.3. Sleutelschakelaar
De machine is uitgevoerd met een sleutelschakelaar voor het stand-by zetten van
het hydraulisch aggregaat.
Alleen daartoe voldoende geïnstrueerd personeel mag de machine bedienen.
Neem daarom de sleutel uit de sleutelschakelaar bij het verlaten van de werkplek.
3.1.4. Afschermingen
De machine heeft uitwendig behoudens het bovenmes geen bewegende delen.
Ten behoeve van bescherming tegen invloeden van buiten af, zoals regen, vuil en
vallend puin, zijn het hydraulisch aggregaat en de accu met elektrische bedrading
in een separate behuizingen opgenomen.
Alleen daartoe voldoende geïnstrueerd personeel mag afschermingen t.b.v.
onderhoud c.q. reparaties verwijderen. Zie hiervoor ook paragraaf 1.3
"Doelgroepen per hoofdstuk"
3.2.
Attentiesymbolen op de machine
Op de machine zijn de onderstaande attentiesymbolen aangebracht. Voor de locatie van
de attentiesymbolen op de machine zie Figuur 3.2-1
Het is ten strengste verboden attentiesymbolen te verwijderen of op welke wijze dan
ook onleesbaar te maken.
Versleten attentiesymbolen dienen tijdig vervangen te worden.
9 / 19