9.
Plaatsen van de sondes
Volgens de gekozen instelling vereist de Multi-Smart
het aansluiten van een of twee sondes.
Deze sondes zijn belangrijk en moeten zorgvuldig
geplaatst worden.
9.1.
Aansluiting
De geleverde sondes hebben een lengte van 3 m
en kunnen indien gewenst verlengd worden tot
50 m door een kabel met doorsnede tussen 0,5
en 1,5 mm².
9.2.
Sonde voor het meten van de keteltemperatuur → functies 1, 2, 3, 6 en 8
Voor een correcte meting van de temperatuur moet
de sonde in de dompelhuls van de ketel aangebracht
worden en goed aangedrukt worden tegen de wand
van de huls. Een veer zorgt ervoor dat er geen knik
in de kabel kan komen.
Indien het onmogelijk een sonde in de huls van
de ketel aan te brengen, dan kan deze op een
9.3.
Sonde voor het meten van de temperatuur in de SWW boiler, een evenwichtsfles of een
buffervat → functies 1, 2, 4, 5 en 6
Breng de sonde zo diep mogelijk aan in de dompelhuls
en maak gebruik van de veer ter bescherming. Zorg
ervoor dat deze goed aangedrukt is tegen de wand
van de huls voor een goede meting.
9.4.
Sonde voor het meten van een temperatuur op een buis → functies 5, 7 en 8
Gebruik indien mogelijk een dompelhuls met een
sonde goed aangedrukt tegen de wand, of breng
de sonde aan op de buis met een metalen spanring
en maak gebruik van een warmtegeleidende pasta.
Maak de buis vrij van onzuiverheden zoals vet, roest
en verf.
Plaatsen van de sondes
Aansluiting
NL
Het is niet essentieel om een afgeschermde kabel
te gebruiken maar er moet op gelet worden om een
sonde niet samen te plaatsen met een 230 V kabel
en dit om inductie spanningen en het fenomeen van
capacitieve koppeling te vermijden.
vertrekbuis aangebracht worden zo dicht mogelijk
bij de ketel, en dit om bij gebrek aan debiet toch
een zo correct mogelijk temperatuur te meten. Indien
aangebracht op een buis, deze zo goed mogelijk
vrijwaren van roest, verf en andere onzuiverheden
en sterk klemmen met een spanring en gebruik
maken van warmte geleidende pasta.
45