Controle van de
gasdruk
1
7
Afb. 15: Controle van de gasdruk
6
4
Afb. 15.1: Controle van de gasdruk
1
Meetnippel branderdruk
4
Meetnippel ingangsdruk
5
Bedieningsknop
6
instelschroef voor diaphragme
7
Temperatuurkiezer
GASINSTELLING
Het gasdebiet voor aardgas is
fabrieksingesteld bij de productie van
alle geisers MAG, hetgeen elke
bijkomende gasregeling overbodig
maakt. De gasdruk van de
toevoerleiding moet nagezien worden
bij de inbedrijfstelling en overeen-
stemmen met de hieronder vermelde
waarden. De minimum ingangsdruk,
te meten op de meetnippel van de
gasaansluiting van de geiser,
controleren met de brander in werk-
ing.
De controle van de gasdruk wordt
gemeten op de meetnippel van de
gasaansluiting. Ga daarbij als volgt te
werk :
•
Sluit de gaskraan.
•
Draai de schroef (4) van de meet-
nippel geheel los.
5
•
Sluit een U-buis manometer aan.
•
Open de gaskraan.
•
Neem het toestel conform de
gebruiksaanwijzing in gebruik en
tap warm water.
•
Lees de gasdruk af. Zie gasdrukken.
De volgende gasdrukken dienen
gerespecteerd te worden:
Voor aardgas :
I
, G20 aardgas
2E
I
, G25 aardgas = 25 mbar (g)
2E+
I
, G20 aardgas = 20 mbar (g)
2E+
Voor vloeibaar gas :
I
, butaan
= 28 mbar (g)
3+
I
, propaan = 37 mbar (g)
3+
Bij een gasdruk buiten het genoem-
de bereik mag het toestel niet in
gebruik genomen worden. Neem
contact op met uw installateur in-
dien de storing niet verholpen kan
worden.
•
Neem de geiser uit bedrijf.
•
Sluit de gaskraan.
•
Demonteer de U-buis manometer.
•
De schroef (4) van de meetnippel
weer dichtdraaien. Open de gas-
kraan.
= 20 mbar (g)
47