12.5 USB/geheugenkaart-modus
Het apparaat is uitgerust met een USB-interface en een SD-geheugenkaartlezer. MP3-bestanden die op deze media
zijn opgeslagen, kunnen worden weergegeven.
Belangrijk:
– Verbind geen MP3-afspeelapparaat met de USB-interface wanneer deze met batterijen wordt gebruikt. De
voeding van de USB-poort kan de batterijen opladen waardoor deze mogelijk oververhit raken of een explosie
kunnen veroorzaken.
– Op de USB-interface mogen USB-media tot max. 64 GB en een stroomverbruik van max. 500 mA worden
aangesloten. Bovendien worden SD-kaarten tot maximaal 64 GB ondersteund. Alle media moeten geformat-
teerd zijn in FAT 32.
– De USB-poort kan alleen worden gebruikt met USB-opslagapparaten. De meeste USB MP3-spelers schake-
len over naar PC-modus wanneer ze op deze poort worden aangesloten. Muziekbestanden kunnen in deze
modus niet worden afgespeeld. U kunt de audio-uitgang van een MP3-speler echter altijd aansluiten op de
AUX-aansluiting (6).
– Vanwege de zeer grote verscheidenheid aan USB- en SD-opslagmedia en hun soms zeer fabrikantspecifieke
functies, kan niet worden gegarandeerd dat alle media worden herkend en alle bedieningsmogelijkheden
beschikbaar zijn in combinatie met dit apparaat.
– Mocht het opslagmedium niet worden herkend, trek het er dan nog een keer uit en steek het er opnieuw in.
Open het klepje en steek uw USB-opslagmedium in de USB-interface (19).
Bij gebruikt van een SD-geheugenkaart plaatst u deze in de SD-kaartlezer (7).
Het apparaat schakelt automatisch naar de betreffende ingang en start de weergave.
Æ
Het laatst geplaatste medium wordt altijd automatisch geselecteerd.
Æ
Toets 1 /
(12)
1
Druk op deze toets om het afspelen kort te onderbreken.
Door nogmaals te drukken, begint het afspelen weer op de plaats waar was gestopt.
Toetsen
(4) en
2
Deze toetsen dienen voor de keuze van de afzonderlijke nummers resp. voor het zoeken naar een bepaald deel
binnen een nummer.
De pijlen op de toetsen geven de zoekrichting (voor- resp. achteruit) aan.
Æ
Druk de toetsen kort om naar de volgende of vorige track te springen.
Druk de toetsen lang om binnen een track een bepaalde passage te zoeken.
Toetsen 5 /
(16) en 6 /
3
Deze toetsen dienen om de mappen op het opslagmedium te selecteren (indien beschikbaar).
selecteert de vorige map.
selecteert de volgende map.
Wanneer er op het opslagmedium geen mappenstructuur aanwezig is, dan hebben deze toetsen geen functie.
Æ
Toets 2 /INT (13)
4
Druk op deze toets om ieder nummer ca. 10 seconden lang af te spelen.
Druk nogmaals op deze toets om de functie weer uit te schakelen. De weergave wordt vanaf hier weer normaal
uitgevoerd.
20
(10)
(17)