Wachtwoordtypen
U kunt een systeemwachtwoord, supervisorwachtwoord of systeembeheerwachtwoord instellen in het UEFI
BIOS om toegang door onbevoegden tot uw computer te voorkomen. U wordt echter niet om een UEFI
BIOS-wachtwoord gevraagd wanneer de computer uit de slaapstand wordt gehaald.
Systeemwachtwoord
Als u een systeemwachtwoord hebt ingesteld, wordt er op het scherm een venster geopend als u de
computer aanzet. Voer het juiste wachtwoord om de computer te kunnen gebruiken.
Supervisorwachtwoord
Met het supervisorwachtwoord worden de systeemgegevens beveiligd die in het UEFI BIOS zijn opgeslagen.
Als u het UEFI BIOS-menu opent, voert u het juiste supervisorwachtwoord in het venster in. U kunt ook op
Enter tikken om de wachtwoordvraag over te slaan. U kunt de meeste systeemconfiguratieopties in het UEFI
BIOS dan echter niet wijzigen.
Als u zowel het supervisorwachtwoord als het systeemwachtwachtwoord hebt ingesteld, kunt u het
supervisorwachtwoord gebruiken om toegang tot uw computer te krijgen wanneer u de computer inschakelt.
Het supervisorwachtwoord gaat namelijk vóór het systeemwachtwoord.
Systeembeheerwachtwoord
Met het systeembeheerwachtwoord kunt u ook de systeeminformatie in het UEFI BIOS beveiligen, net als
met een supervisorwachtwoord, maar het eerstgenoemde wachtwoord heeft standaard een lagere autoriteit.
U kunt het systeembeheerwachtwoord instellen via het UEFI BIOS-menu of via Windows Management
Instrumentation (WMI) met de Lenovo clientbeheerinterface.
U kunt het systeembeheerwachtwoord zo instellen dat dit dezelfde autoriteit heeft als het
supervisorwachtwoord om beveiligingsfuncties te beheren. De autoriteit van het systeembeheerwachtwoord
aanpassen via het UEFI BIOS-menu:
1. Open het UEFI BIOS-menu. Zie 'Het UEFI BIOS-menu openen' op pagina 33.
2. Selecteer Security ➙ Password ➙ System Management Password Access Control.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
Als u het supervisorwachtwoord én het systeembeheerwachtwoord hebt ingesteld, heeft het
supervisorwachtwoord een hogere autoriteit dan het systeembeheerwachtwoord. Als u het
systeembeheerwachtwoord én het systeemwachtwoord hebt ingesteld, heeft het
systeembeheerwachtwoord een hogere autoriteit dan het systeemwachtwoord.
Vaste-schijfwachtwoorden
Met een vaste-schijfwachtwoord voorkomt u dat onbevoegden toegang hebben tot de gegevens op het
opslagstation. Als er een vaste-schijfwachtwoord is ingesteld, wordt u telkens als u toegang tot het
opslagstation wilt hebben, om een geldig wachtwoord gevraagd.
• Alleen gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf
Als er een gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf is ingesteld zonder een masterwachtwoord, moet
het vaste-schijfwachtwoord van de gebruiker worden ingevoerd om toegang te krijgen tot de bestanden
en toepassingen op het opslagstation.
• Masterwachtwoord voor de vaste schijf+Gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf
Het master hard disk password wordt ingesteld en gebruikt door een systeembeheerder. Hiermee heeft
de beheerder toegang tot alle opslagstations in een systeem of tot alle computers in hetzelfde netwerk. De
beheerder kan ook een gebruikerswachtwoord voor de vaste schijf toewijzen voor elke computer in het
.
Hoofdstuk 4
De computer en computergegevens beveiligen
29