n Beveiliging en sleutel instellen
Om de draadloze LAN-verbinding te beveiligen moet u "Encryption" (Beveiliging) (beveiligingstype) instellen en een "Key" (Sleutel)
invoeren.
BERICHT
• In sommige webbrowsers wordt mogelijk een beveiligingsmelding weergegeven.
Volg de aanwijzingen in de webbrowser en ga verder met de procedure.
1. Open de webbrowser van de computer.
2. Voer in de adresbalk van de webbrowser het IP-adres in dat wordt weergegeven in het beginscherm van de Wireless
(Draadloze)-modus.
Het scherm met instellingen wordt weergegeven.
3. Klik op "Admin" (Beheerder).
4. Voer het wachtwoord in en klik op "Login" (Aanmelden).
Het standaard wachtwoord is "admin".
5. Klik op "WLAN Setup" (WLAN configuratie).
6. Stel "Encryption" (Beveiliging) in en een "Key" (Sleutel).
7. Klik op "Apply" (Toepassen).
8. Klik op "OK".
Start de wireless controller opnieuw op.
Breng een verbinding tot stand tussen de computer en de wireless controller. (Zie pagina 8 of 9.)
Voor de beveiligingssleutel geeft u de sleutel op die u hierboven heeft ingesteld.
10
N