7 Inschakelen
Controleren voordat u inschakelt
7.1
Controleer alle onderstaande stappen voordat u de EV-lader inschakelt:
Controleer of het apparaat correct en veilig is geïnstalleerd;
a.
De wisselstroomkabel is correct en veilig aangesloten;
b.
De communicatiekabels zijn correct en veilig aangesloten;
c.
De spanning, frequentie en andere factoren van het netwerk zijn in
d.
overeen-stemming met de werkvereisten van de EV-lader.
Inschakelen
7.2
Stap 1: Schakel de RCBO in.
Stap 2: Controleer de status van de LED-indicator:
1. Wanneer het apparaat is ingeschakeld, zal de zoemer een kort geluid ge-
ven en zal de indicatorlamp na drie seconden standaard solide of ade-
mend groen zijn ("Beschikbaar" status). De EV-lader is succesvol verbon-
den met de netwerkserver als de indicatorlamp solide groen is en offline
als het licht ademend groen is.
2. Dan zal het systeem automatisch zelfcontrole starten. Na het controleproces
, als er een storing is, zal het indicatielampje continu rood branden ("Fout"-sta-
tus), controleer dan of het correct is geïnstalleerd en aangesloten.
3. Als het normaal werkt:
1) Wanneer de laadconnector niet is aangesloten, zal het indicatielampje
continu branden of groen knipperen ("Beschikbaar"-status);
2) Wanneer de laadconnector is aangesloten maar het apparaat niet wordt opgela-
den, zal het indicatielampje continu blauw branden ("Voorbereiden"-status);
3) Wanneer de laadconnector is aangesloten en het apparaat wordt opge-
laden, zal het indicatielampje de "Opladen"-status weergeven (de kleur
wordt weergegeven volgens de toepassingsscène en oplaadmodus en de
stroomsnelheid wordt bepaald door het oplaadvermogen.
• De stroom naar het apparaat mag alleen worden ingeschakeld nadat de
installatiewerkzaamheden zijn voltooid.
• Het apparaat is uitsluitend bedoeld voor het opladen van elektrische voertui-
gen. Laad geen andere apparaten op.
WAARSCHUWING!
41