Hoofdstuk 6. Diagnose en probleemoplossing
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het diagnosticeren en oplossen van computerproblemen. Mocht het
probleem met uw computer hier niet worden beschreven, raadpleeg dan Hoofdstuk 8 "Informatie, hulp en
service" op pagina 33 voor aanvullende informatiebronnen over probleemoplossing.
Elementaire probleemoplossing
In de volgende tabel vindt u elementaire instructies voor het oplossen van problemen met uw computer.
Opmerking: Mocht u het probleem niet zelf kunnen oplossen, laat de computer dan nazien. Raadpleeg de
bij uw computer geleverde Handleiding voor veiligheid, garantie en installatie of ga naar Support-website van
Lenovo op:
http://www.lenovo.com/support/phone voor een lijst van telefoonnummers voor service en ondersteuning.
Soort fout
De computer start niet op na het
indrukken van de aan/uit-knop.
Het beeldscherm is leeg.
De computer geeft een aantal
geluidssignalen voordat het
besturingssysteem wordt
gestart.
Procedure voor verhelpen van problemen
Gebruik de volgende procedure als beginpunt bij het opsporen van problemen met de computer:
1. Controleer of de kabels van alle aangesloten apparatuur correct en stevig zijn bevestigd.
2. Controleer of alle netsnoeren van apparatuur met een eigen netvoeding zijn geplaatst in geaarde,
goed werkende stopcontacten.
3. Als u een wijziging in de hardware of software hebt aangebracht waardoor het probleem zou kunnen
worden veroorzaakt, probeer dan of een eerder vastgelegde configuratie wel werkt. Voordat u een
eerdere configuratie terugzet, moet u eerst de actuele configuratie vastleggen voor het geval de
instellingen van de oudere configuratie het probleem niet oplossen of zelfs een nadelige invloed hebben.
© Copyright Lenovo 2015
Controleer het volgende:
• Het netsnoer is aangesloten aan de achterzijde van de computer en op een
goed werkend stopcontact.
• De computer nog een tweede netschakelaar aan de achterzijde heeft en of
die wel aan staat.
• Het netvoedingslampje aan de voorkant van de computer brandt.
• De spanning (het voltage) waarop het apparaat is ingesteld, overeenkomt met
de spanning die in uw land of regio op het stopcontact staat.
Controleer het volgende:
• De signaalkabel van het beeldscherm correct is aangesloten op het beeldscherm
en op de juiste beeldschermaansluiting van de computer.
• Het netsnoer is aangesloten op het beeldscherm en op een goed werkend
stopcontact.
• Het beeldscherm aan staat en helderheid en contrast goed zijn ingesteld.
• De spanning (het voltage) waarop het apparaat is ingesteld, overeenkomt met
de spanning die in uw land of regio op het stopcontact staat.
• Als in uw computer een afzonderlijke grafische kaart is geïnstalleerd, gebruik
dan de beeldschermaansluiting op de afzonderlijke grafische kaart.
Controleer of er geen toetsen klemmen.
Handeling
19