Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Danfoss VLT HVAC Basic Drive FC 101 Bedieningshandleiding pagina 34

Verberg thumbnails Zie ook voor VLT HVAC Basic Drive FC 101:
Inhoudsopgave

Advertenties

Programmeren
Parameter
Parameter 1-70 Startmodus
Parameter 1-73 Vlieg. start
4
4
Parameter 3-02 Minimumrefe-
rentie
Parameter 3-03 Max. referentie
Parameter 3-41 Ramp 1
aanlooptijd
Parameter 3-42 Ramp 1
uitlooptijd
Parameter 4-12 Motorsnelh.
lage begr. [Hz]
Parameter 4-14 Motorsnelh.
hoge begr. [Hz]
Parameter 4-19 Max.
uitgangsfreq.
Parameter 5-40 Functierelais
Parameter 5-40 Functierelais
Parameter 6-10 Klem 53 lage
spanning
Parameter 6-11 Klem 53 hoge
spanning
Parameter 6-12 Klem 53 lage
stroom
Parameter 6-13 Klem 53 hoge
stroom
Parameter 6-19 Terminal 53
mode
Parameter 30-22 Beveiliging
geblokkeerde rotor
32
®
VLT
HVAC Basic Drive FC 101
Optie
Standaard
[0] Rotor Detection
[0] Rotor Detection
(Rotordetectie)
(Rotordetectie)
[1] Parking (Parkeren)
[0] Disabled (Uitgesch.)
[0] Disabled
[1] Enabled (Ingesch.)
(Uitgesch.)
-4999,000-4999,000
0
-4999,000-4999,000
50
0,05-3600,00 s
Afhankelijk van
grootte
0,05-3600,00 s
Afhankelijk van
grootte
0,0-400,0 Hz
0 Hz
0,0-400,0 Hz
100 Hz
0,0-400,0 Hz
100 Hz
Zie
[9] Alarm
parameter 5-40 Functie-
relais.
Zie
[5] Drive running
parameter 5-40 Functie-
(Frequentieregelaar
relais.
actief)
0,00-10,00 V
0,07 V
0,00-10,00 V
10 V
0,00-20,00 mA
4 mA
0,00-20,00 mA
20 mA
[0] Current (Stroom)
[1] Spanning
[1] Voltage (Spanning)
[0] Off (Uit)
[0] Off (Uit)
[1] On (Aan)
Danfoss A/S © 04/2018 Alle rechten voorbehouden.
Gebruik
Selecteer de startmodus voor de PM-motor.
Selecteer [1] Enabled (Ingesch.) als de frequentieregelaar in
staat moet zijn een draaiende motor op te vangen bij een
netstoring. Selecteer [0] Disabled (Uitgesch.) als deze
functie niet vereist is. Als deze parameter is ingesteld op
[1] Enabled (Ingesch.), zijn parameter 1-71 Startvertraging en
parameter 1-72 Startfunctie niet van toepassing.
Parameter 1-73 Vlieg. start is alleen actief in de modus VVC
+
.
De minimumreferentie is de laagste waarde die wordt
bepaald door de som van alle referenties.
De maximumreferentie is de hoogste waarde die wordt
bepaald door de som van alle referenties.
Bij gebruik van een asynchrone motor bedraagt de
aanlooptijd 0 tot de nominale waarde in
parameter 1-23 Motorfrequentie. Bij gebruik van een PM-
motor bedraagt de aanlooptijd 0 tot parameter 1-25 Nom.
motorsnelheid.
Voor asynchrone motoren geldt een uitlooptijd vanaf de
nominale waarde in parameter 1-23 Motorfrequentie tot 0.
Voor PM-motoren geldt een uitlooptijd vanaf
parameter 1-25 Nom. motorsnelheid tot 0.
Stel de minimumbegrenzing voor een laag toerental in.
Stel de maximumbegrenzing voor een hoog toerental in.
Stel de waarde voor de maximale uitgangsfrequentie in.
Als parameter 4-19 Max. uitgangsfreq. wordt ingesteld op
een waarde lager dan parameter 4-14 Motorsnelh. hoge
begr. [Hz], wordt parameter 4-14 Motorsnelh. hoge begr. [Hz]
automatisch ingesteld op de waarde in
parameter 4-19 Max. uitgangsfreq..
Selecteer de functie voor het besturen van uitgangsrelais
1.
Selecteer de functie voor het besturen van uitgangsrelais
2.
Voer de spanning in die overeenkomt met de lage referen-
tiewaarde.
Voer de spanning in die overeenkomt met de hoge
referentiewaarde.
Voer de stroom in die overeenkomt met de lage referen-
tiewaarde.
Voer de stroom in die overeenkomt met de hoge referen-
tiewaarde.
Selecteer of klem 53 wordt gebruikt als stroom- of als
spanningsingang.
MG18AA10

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave