Montage- en gebruiksaanwijzing
• doos voor natte ruimten of kabelverbindingsarmatuur monteren
• kabel verlengen
• verlengkabel aan de wand bevestigen
• kabel conform de klemmenaanduiding bevestigen, op de poolaansluitingen letten
Aansluiting van het extra alarm (3):
De technische gegevens van de relaisuitgang vindt u in het hoofdstuk – technische gegevens
In alarmtoestand zijn de klemmen 2 en 3 open en de klemmen 1 en 3 gesloten.
• kabel van het extra alarm door de nippel steken
• kabel conform de klemmenaanduiding aansluiten
• aanwijsapparaat met deksel afsluiten en dit met vier schroeven borgen
INGEBRUIKNAME VAN HET LEKDETECTIESYSTEEM
1. Opvullen van de lekdetectievloeistof (14):
• Hoeveelheid lekdetectievloeistof vaststellen – opschrift op opslagtank (10)
• Opvangreservoir onder het testventiel (11) plaatsen
• Testventiel openen
• Transmissieinrichting (6) uit de lekdetectievloeistoftank (8) nemen
• Lekdetectievloeistof opvullen totdat deze het testventiel naar buiten komt
• Lucht in het systeem laten ontwijken, eventueel lekdetectievloeistof navullen
• Testventiel sluiten
• Lekdetectievloeistof tot aan het midden van het kijkglaasje (7) van de lekdetectievloeistoftank
vullen
• Eventuele controle van de verbinding opslagtank/lekdetectievloeistoftank op dichtheid
• Transmissieinrichting monteren
2. Ingebruikname van het detectietoestel (1):
• Het detectietoestel in bedrijf zodra de aansluitingen volgens hoofdstuk – Aansluitingen van het
detectietoestel volgens de voorschriften uitgevoerd zijn
3. Functiecontrole van het detectietoestel:
• Groen detectielampje (A1) brandt
• Controletoets indrukken
geactiveerd
OK
• Controletoets opnieuw indrukken
• Opvangreservoir onder het testventiel (11) plaatsen
• Openen van het testventiel
geactiveerd
OK
• Testventiel sluiten
• Transmissieinrichting (6) uit de lekdetectievloeistoftank (8) nemen
• Lekdetectievloeistof (11) opvullen
• Transmissieinrichting monteren
BEDIENING VAN HET LAG 2000
Het lekdetectietoestel (1) bewaakt zelfstandig de te bewaken ruimte (13) van dubbelwandige
opslagtanks. De bediening beperkt zich normaal gesproken tot de volgende regelmatige bewaking
van het detectietoestel.
• Het groene detectielampje (A1) brandt?
• Het rode alarmlampje (A3) brandt niet?
• Het alarm (A4) weerklinkt niet?
• Het extra alarm (optie) is niet in bedrijf?
OK
rood alarmlampje (3) brandt en alarm (A4) (extra alarm) wordt
rood alarmlampje gaat uit en alarm eindigt
rood alarmlampje brandt en alarm (extra alarm) wordt
rood alarmlampje gaat uit en het alarm eindigt
OK
OK
OK
OK
Artikelnummer 15 072
Uitgave 06.2003
Pagina 6 van 13
OK
OK