3.1.
Leidingen en gas- netstroomaansluitingen
Norm voor aardgasinstallaties NBN D51-003 "Binnenleidingen voor aardgas en plaatsing van de
verbruikstoestellen – Algemene bepalingen".
Norm voor butaan en propaangasinstallaties : NBN D51-006 "Binnenleidingen voor commercieel butaan of
propaan in gasfase op een werkdruk van max. 5 bar en plaatsing van de verbruikstoestellen – algemene
bepalingen".
Slechts metalen leidingen zijn toegelaten, hetzij in staal, hetzij in koper;
Op het uiteinde van de leiding in de nabijheid van het toestel is een gekeurde afsluitkraan noodzakelijk om het
gas af te sluiten bij een eventuele ontkoppeling;
Nagaan of er zich geen stof of vuil in de leiding bevindt alvorens deze aan te sluiten op het toestel. Dit is zeer
belangrijk voor de veiligheid van het toestel, aangezien stof of vuil de werking van de kraanblok kan
verhinderen of zelfs het afsluiten van de gastoevoer kan blokkeren;
Voorzie een losse overwerpmoer tussen het toestel en de kraan;
De aansluitkraan is voorzien in 3/8" G binnendraad;
Voor de schroefdraaddichtingen wordt uitsluitend gekeurd materiaal gebruikt;
Gebruik voor koperleidingen hardsoldeer met een smeltingtemperatuur hoger dan 450°;
Het drukverlies op de leidingen mag maximum 1 mbar bedragen;
Gebruik uitsluitend bicône aansluitingen met dikwandige moeren, minstens 0,7 × Ø. Minderwaardige
aansluitingen zijn zeer gevaarlijk daar de messingmoer na verloop van tijd kan barsten en aldus
gasontsnapping kan veroorzaken;
De gasaansluiting bevindt zich bij elke inzethaard rechts onder, achter de sierkader.
3.2.
Inbouwen
De inzethaard moet ingebouwd worden in een daarvoor voorziene inbouwopening. Deze opening moet bestaan
uit hittebestendig en brandvrij materiaal. Indien de inbouwopening zou bestaan uit een ander materiaal dan
steen, bijvoorbeeld promatect, is het aangeraden een glasvezel behang te gebruiken en geen stucwerk. Bij
stucwerk bestaat er een reële kans op scheuren door de hitte van de kachel. Indien men het toestel voorziet van
een isolerende bekleding moet er op gelet worden dat deze hittebestendig is. Deze isolatie is louter facultatief.
Het stroomsnoer aansluiten op 230 V monofase met aarding. Het stroomsnoer bevindt zich links onderaan de
inzethaard.
Alle vervangbare onderdelen moeten toegangkelijk zijn. Het toestel moet zodanig worden
geplaatst dat het zonder breken kan worden uitgebouwd.
Opmerking: voor de kachel mogen er zich in een straal van 100 cm geen voorwerpen bevinden.
3.3 Algemene opmerkingen
Het is verboden het toestel te laten branden zonder vermiculietkorrels op de brander!
Toestellen die werken op PROPAAN kunnen enkel uitgerust worden met een imitatie keienset, kolenset of
chips, NIET met een Carrara keienset, hout- of wijnrankenset (om roetvorming te voorkomen).
Leg op de brander alléén originele onderdelen, in de aangeduide configuratie en hoeveelheid!
De waakvlam moet vrij blijven, om de goede werking van het toestel te waarborgen.
19